gezeur
gezeur - Zelfstandignaamwoord 1. gezanik, geleuter 2. last, hinder Synoniemen gedoe, toestand
Wiktionary (2019)
gezeur - Zelfstandignaamwoord 1. gezanik, geleuter 2. last, hinder Synoniemen gedoe, toestand
Fa. A.J. Osinga (1952)
s.n., geëamel (it), eamelderij, gemael (it), gesanger (it), geneutel (it), gejeuzel (it), getou (it).
Jozef Verschueren (1930)
(gə'zeur) o. het aanhoudend → zeuren nl. 1. (1): om iets. 2. (2): houd op met dat -.
J.H. van Dale (1898)
GEZEUR, o. eentonig, vervelend geluid; hei gezeur van water dat aan de kook raakt; — gezanik, geleuter; — (Zuidn.) bedrog in het spel.
I.M. Calisch (1864)
Gezeur, o. gmv. geraas, gedommel. *...ZIEN, dw. zie ZIEN. -, bn. (fig.) geacht, geëerd; hij is hier zeer -.
Gerelateerde zoekopdrachten
Log hier in om direct te kunnen beginnen met schrijven.
Wil je dit begrip toevoegen aan je favorieten? Word dan snel vriend van Ensie en geniet van alle voordelen: