gezetheid
v. (zwaarlijvigheid).
J.H. van Dale (1898)
GEZETHEID, v. (gew.) bedaardheid: hij heeft nooit geen gezetheid, zit nooit rustig of bedaard, loopt altijd her- of derwaarts; — regelmaat, ernst: met gezetheid studeeren; — (w. g.) voorliefde voor iets de groote gezetheid der inwoners op dezen drank; — zwaarlijvigheid, corpulentie.
Gerelateerde zoekopdrachten
Log hier in om direct te kunnen beginnen met schrijven.
Wil je dit begrip toevoegen aan je favorieten? Word dan snel vriend van Ensie en geniet van alle voordelen: