Wat is de betekenis van Gewoonheid?

2025-01-22
Prisma Groot Woordenboek Nederlands

Unieboek | Het Spectrum (2024)

2025-01-22
Verklarend handwoordenboek der Nederlandse taal

M. J. Koenen's (1937)

gewoonheid

v. (1 de hoedanigheid van gewoon of gewend zijn aan; 2 gewoonte; 3 alledaagsheid, platheid): 1. een lange gewoonheid aan zelfbeheersing en lijden; 2. volgens, naar gewoonheid; 3. de gewoonheid der uitdrukking.

2025-01-22
Modern Woordenboek

Jozef Verschueren (1930)

gewoonheid

(gә'wo:nheit) v. (...heden) I. Eig. het gewoon (I) zijn inz. 1. (1): haar van zelfbeheersing. 2. (9): de der uitdrukking. II. Metf. [van I 1] Veroud. wat men gewoon is, gewoonte: naar, volgens -.

2025-01-22
Oosthoek Encyclopedie

Oosthoek's Uitgevers Mij. N.V (1916-1925)

gewoonheid

v., 1. het gewoon-zijn van iets; 2. het gewoon-, niet-bijzonder-zijn; alledaagsheid; platheid.

2025-01-22
Groot woordenboek der Nederlandsche taal

J.H. van Dale (1898)

Gewoonheid

GEWOONHEID, v. het gewoon zijn aan iets; —, (...heden), alledaagschheid, platheid.