gewis
gewis - Bijvoeglijk naamwoord 1. zo goed als zeker ♢ Hij is op aan een gewisse dood ontsnapt. Woordherkomst afgeleid van wis met het voorvoegsel ge- Antoniemen ongewis Verwante begrippen stellig, vast, vaststaand, verzekerd, wis, zeker
Nederlandstalige WikiWoordenboek
gewis - Bijvoeglijk naamwoord 1. zo goed als zeker ♢ Hij is op aan een gewisse dood ontsnapt. Woordherkomst afgeleid van wis met het voorvoegsel ge- Antoniemen ongewis Verwante begrippen stellig, vast, vaststaand, verzekerd, wis, zeker
Nederlands woordenboek voor onderwijs
gewis - bijvoeglijk naamwoord uitspraak: ge-wis 1. waar je niet aan twijfelt ♢ hij gaat een gewisse dood tegemoet 2. wat werkelijk zo is ♢ het is gewis zoals hij zegt ...
De Oosthoek is een Nederlandse encyclopedie die in verschillende uitvoeringen is verschenen
bn. en bw. (-ser, meest -), I. bn., wis, waar, werkelijk zo zijnd: — gaat voor ongewis, men moet het zekere voor het onzekere nemen; wat stellig zal plaatshebben: een gewisse dood; een gewisse ondergang; (van tekenen, blijken, stellingen) betrouwbaar, stellig: op gewisse gronden; een gewisse belofte; 2. krachtig, stellig: een gewisse invloed...
Geschreven onder redactie van theoloog F.W. Grosheide, 1925-1931
komt voor in den zin van vast (Ex. 17 : 12); onveranderlijk (Ps. 19 : 8; Jes. 14:13); betrouwbaar (Jes. 42 : 5; Dan. 2 : 45); ook wordt er mee aangeduid, dat iets beslist en zeker komen zal (Deut. 28 :59; Jes. 33 :16; 55 :3).
Groot woordenboek der Nederlandsche taal
GEWIS, bn. bw. (-ser, meest-), wis, waar, werkelijk plaats hebbende ik houd {ik acht) het voor gewis; — gewis gaat voor ongewis, men moet het wisse voor het ongewisse nemen; — stellig zullende , plaats hebben een gewisse dood; een gewisse ondergang; — (van teekenen, blijken, stellingen) betrouwbaar, stellig: eene gewisse belofte...
Gerelateerde zoekopdrachten