gewin
gewin - Zelfstandignaamwoord 1. voordeel, winst ♢ Het gewin was groot voor het bedrijf. gewin - Werkwoord 1. eerste persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van gewinnen ♢ Ik gewin 2. gebiedende wijs van gewinnen ♢ gew...
Wiktionary (2019)
gewin - Zelfstandignaamwoord 1. voordeel, winst ♢ Het gewin was groot voor het bedrijf. gewin - Werkwoord 1. eerste persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van gewinnen ♢ Ik gewin 2. gebiedende wijs van gewinnen ♢ gew...
E. de Bruyne, G.B.J. Hiltermann en H.R. Hoetink (1947)
geslacht, dat voor zover bekend als oudste der thans bloeiende Nederlandse geslachten kan gelden. Uit de stamvader Hroadperht (Ruprecht), het eerst in 769 vermeld, schenker van grondbezit, dat hij van zijn voorouders uit de Merovingische tijd had geërfd, aan Freising in Beieren, sproten in mansoir reeds in de 9de eeuw graven, nauw verwant aan...
M. J. Koenen's (1937)
o. (voordeel, opbrengst inz. geldelijk; Z.-N. boerenbedrijf, hofstede): ruim gewin; zie ook kattengespin.
Jozef Verschueren (1930)
(gә'win) o. wat men gewint, voordeel inz. als gevolg van eigen krachtsinspanning: groot, klein-; het sterven is mij -; het eerste is kattegespin, wat men bij 't begin van het spel wint, moet men vaak later weer verliezen; klein brengt rijkdom in of licht maakt zware beurzen, vele kleintjes maken één groot. Syn. →: aanwi...
F.W. Grosheide (1926)
komt voor in den zin van voordeel of inkomen (Gen. 37 : 26; Richt. 5:19; Job 22 : 3; Ps. 30 : 10; Jes. 33 : 15; 56 : 11; Micha 4 : 11; Hand. 16 : 16, 19; 19 : 24, 25; 1 Tim. 5 : 5, 6). Het woord, gebruikt in Fii. 1:21, 3:7, doet denken aan gewin in zijn meest edelen vorm; wordt dit woord in ongunstigen zin gebezigd, dan wordt het nader bepaald door...
Oosthoek's Uitgevers Mij. N.V (1916-1925)
Gewin - 1) Bernardus, Nederl. letterkundige, geb. 1812 te Rotterdam, studeerde theologie te Leiden en was in 1830-1831 vrijwilliger. Onder het ps. Vlerk schreef hij Reisontmoetingen van Joachim Polsbroekerwoud en zijne vrienden (1841). Tegen de verwachtingen van den auteur had het boek groot succes; in 1902 werd het nog eens herdrukt. G. overleed a...
Oosthoek's Uitgevers Mij. N.V (1916-1925)
o. (g. mv.), 1. geldelijk voordeel, winst, inkomen: op hoop van —; groot, klein —, ruime, schrale verdienste; vuil —, op oneerlijke, onzedelijke wijze verkregen winst; (spr.) klein — brengt rijkdom in, of licht — maakt zware beurzen, veel kleintjes maken een grote; het eerste — is kattegespin, wat bij het begin v...
Gerelateerde zoekopdrachten
Log hier in om direct te kunnen beginnen met schrijven.
Wil je dit begrip toevoegen aan je favorieten? Word dan snel vriend van Ensie en geniet van alle voordelen: