gewillig
gewillig - Bijvoeglijk naamwoord 1. bereidwillig, gehoorzaam Woordherkomst Naamwoord van handeling van willigen met het voorvoegsel ge- Synoniemen goedwillig, goedgezind, welgezind, welwillend, volgzaam, gedwee Antoniemen ongewillig
Wiktionary (2019)
gewillig - Bijvoeglijk naamwoord 1. bereidwillig, gehoorzaam Woordherkomst Naamwoord van handeling van willigen met het voorvoegsel ge- Synoniemen goedwillig, goedgezind, welgezind, welwillend, volgzaam, gedwee Antoniemen ongewillig
Muiswerk Educatief (2017)
gewillig - bijvoeglijk naamwoord uitspraak: ge-wil-lig 1. zonder tegenstribbelen ♢ hij ging gewillig met de politie mee 1. een gewillig werktuig zijn [zich laten gebruiken] Bijvoegli...
Fa. A.J. Osinga (1952)
adj. & adv., (ge)willich, feardich, hearich, folchsum; adv., yn goedens; — zijn, yn goedens wolle.
M. J. Koenen's (1937)
I. bn. (willig, van goede wil, bereid, onderworpen, gedwee, volgzaam): een gewillig leerling; zich gewillig tonen; zie ook geest; II. bw. (1 zonder verzet of tegenspraak; gaarne; 2 Z.-N. nauwelijks; ook: ruim): 1. iets gewillig geven, doen; 2. Z.-N. het is gewillig drie uur.
Jozef Verschueren (1930)
(gә'willәch) bn. en bw. (-er, -st) 1. gezeglijk, willig: een paardje; een leerling; zich tonen. →: geest. 2. niet gedwongen: iets doen, geven, lijden. Syn.→: bereidwillig.
Oosthoek's Uitgevers Mij. N.V (1916-1925)
bn. en bw. (-er, -st), I. bn., 1. bereidwillig, gehoorzaam, volgzaam: een — kind; de bevolking was —; zich — tonen, zijn bereidvaardigheid tonen; de geest is (wel) — maar het vlees is zwak; 2. vrijwillig aanvaard: gewillige armoede; II. bw., zonder verzet, graag: hij ging — mee; (ook) vrijwillig.
Log hier in om direct te kunnen beginnen met schrijven.
Wil je dit begrip toevoegen aan je favorieten? Word dan snel vriend van Ensie en geniet van alle voordelen: