gewei
gewei - Zelfstandignaamwoord 1. (zoötomie) een stel uit been bestaande hoorns van herten; al dan niet vertakt ♢ Het gewei van het hert was afgebroken en lag op de grond.
Word nu vriend van Ensie!
Wiktionary (2019)
gewei - Zelfstandignaamwoord 1. (zoötomie) een stel uit been bestaande hoorns van herten; al dan niet vertakt ♢ Het gewei van het hert was afgebroken en lag op de grond.
Muiswerk Educatief (2017)
gewei - zelfstandig naamwoord uitspraak: ge-wei 1. vertakte hoorns op de kop van een hert ♢ de jager had een gewei boven de open haard hangen Zelfstandig naamwoord: ge-wei het gewei de g...
Fink (1998)
Wanneer men iemand een gewei op het hoofd zet, dan wil men met die persoon niets meer te maken hebben. Dromen over geweien en horens houden steeds het gevaar in van een afscheid van geliefde personen of het afstand moeten doen van voorwerpen.
Getty Research Institute (1990)
gewei - Een paar uitstulpingen van been dat jaarlijks wordt afgeworpen; het steekt uit vanaf de voorhoofdsbeenderen van gehoefde dieren die behoren tot de hertenfamilie. Te onderscheiden van 'hoorn', dat uit vervormd huidweefsel of samengeperst haar bestaat.
drs. L.A. Beeloo (1981)
horens, vertakte beenuitgroeisels op het voorhoofdsbeen van mannelijke herten. Bij het rendier hebben ook de vrouwelijke dieren een gewei. Het gewei wordt elk jaar afgeworpen en opnieuw gevormd. Het is aanvankelijk met de behaarde huid bedekt, die later verdroogt en af geschuurd wordt (,,de bast wordt geveegd”). Een edelhert is eerst een spie...
G. Th. van Kempen (1974)
vorming vanuit de voorhoofdbeenderen, bestaat uit been aanvankelijk met de huid (bast) er overheen. Is het gewei volgroeid dan sterft de huid af. In najaar wordt gewei afgeworpen. Het gewei komt, behalve bij het rendier, alleen bij mannelijke dieren voor. Bij een edelhert kan het gewei wel 7-8 kg wegen, ➝ bastgewei, ➝ gaffelgewei.
H. Arends (1962)
van rendierhert, eland, enz. werd vooral in de steentijd veel gebruikt voor werktuigen, zoals bij vuursteen'-mijnbouw, landbouw*, etc. Ook werden er b.v. naalden uit vervaardigd en wsch. vele andere gereedschappen*. Bekend zijn ook de Lyngby*-biilen van gewei uit het Mesolithicum.*
Winkler Prins (1949)
de uit echt been bestaande horens bij de hertachtige herkauwende dieren. De horens zijn niet meer door huidweefsels bedekt en staan op spilvormige verlengstukken van het voorhoofdsbeen, de zgn. rozestokken. Bij het rendier komt het G. zowel bij het mannetje als bij het vrouwtje voor, bij de andere hertachtige heeft slechts het mannetje een G. Na vo...
E. de Bruyne, G.B.J. Hiltermann en H.R. Hoetink (1947)
noemt men bij de herten (Cervidae) de uit echt been bestaande, al dan niet vertakte en ten slotte niet meer door de huid bedekte uitgroeiingen van het voorhoofdsbeen, die na volkomen ontwikkeling elk jaar worden afgeworpen. Behalve bij het rendier is het gewei een secundair geslachtskenmerk voor het mannetje (hert, bok of stier). Het ontstaa...
John Kooy (1933)
bij mannelijke hertachtige dieren (en b/h vrouwelijk rendier), hoornen uitwassen v/h voorhoofdsbeen, die jaarlijks worden afgeworpen en vervangen d/e nieuw g. met grooter aantal takken, zoodat aan dit aantal de leeftijd kan worden herkend.
Uitgeverij Joost van den Vondel (1933-1939)
Gewei - noemt men de parige, vertakte, beenige uitwassen op het voorhoofdsbeen bij de herten. Het wordt alleen aangetroffen bij de mannetjes (bokken), behalve bij het rendier, waar ook het wijfje een g. draagt. Het wordt elk jaar afgeworpen en door een nieuw vervangen. Deze periodieke wisseling houdt in zooverre verband met het geslachtsleven, dat...
Jozef Verschueren (1930)
(gә'wei) I o. (-en) getakte horens van hert, reebok enz.: het hert laat zijn vallen; een bestaat uit twee stangen (met takken). II o. geweide.
P.J.F.H. van de Rivière, R. de Ruyter-van der Feer (1928, 1930 en 1938)
Het gewei van herten, elanden, rendieren, reebokken enz. is een van de mooiste en interessantste natuurlijke sieraden, die in de natuur voorkomen. Wanneer je in een hertenkamp staat te kijken naar een prachtig edelhert, met zijn lichtbruine fluwelen ogen en zijn zachte vacht als een wit gestippeld tapijtje, dan heb je natuurlijk ook het gewei volop...
Oosthoek's Uitgevers Mij. N.V (1916-1925)
o. (-en), 1. stel van, uit echt been bestaande, al of niet vertakte hoorns, zoals hertachtigen die dragen; 2. geweide. (e) Het dragen van een gewei is een kenmerk van de hertachtigen of Cervidae (Lat. cervus, gehoornd), waarvan op enkele uitzonderingen na de mannetjes een vertakt gewei hebben. Dit gewei ontstaat kort na de geboorte op het achterste...
J.Pluim (1911)
(van een hert) brengen sommigen in verband met het Oudindisch: vaya = tak. Daar er ook een bijvorm gewicht bestaat, zien anderen in het woord een afl. van den Germ. wt. wig (Idg. wik) = strijden, kampen. Zie Weigeren.
J.H. van Dale (1898)
Het begrip gewei heeft 2 verschillende betekenissen: 1. gewei - GEWEI, o. (-en), de gezamenlijke horens van herten, reebokken enz. 2. gewei - GEWEI, o. het ingewand (van wild en tam gedierte); — (jag.) de uitwerpselen van het loopend en vliegend kleiD wild hier speurde hij den voet van een haas, daar het gewei van hoenders.
Gerelateerde zoekopdrachten
Log hier in om direct te kunnen beginnen met schrijven.
Wil je dit begrip toevoegen aan je favorieten? Word dan snel vriend van Ensie en geniet van alle voordelen: