Wat is de betekenis van gevoeglijk?

2024-04-18
Algemeen Nederlands Woordenboek

Algemeen Nederlands Woordenboek (2009-heden)

gevoeglijk

Het begrip gevoeglijk heeft 2 verschillende betekenissen: 1) met recht. in alle redelijkheid; met recht; volgens de eisen der betamelijkheid; in verzwakte opvatting ook: zonder dat het genoemde als onwaar of vreemd wordt ervaren. Gebruikelijker dan de vorm gevoegelijk. 2) betamelijk. betamelijk, gepast, behoorlijk.

2024-04-18
Nederlandstalige WikiWoordenboek

Wiktionary (2019)

gevoeglijk

gevoeglijk - Bijvoeglijk naamwoord 1. passend, betamelijk, behoorlijk Wij zullen het overlijden van de koning op een gevoeglijk moment herdenken. gevoeglijk - Bijwoord 1. zonder probleem, zonder dat je de waarheid geweld aandoet We kunnen Juliana'...

2024-04-18
Woordenboek Nederlands-Turks

Mehmet Kiriş (2024)

2024-04-18
Verklarend handwoordenboek der Nederlandse taal

M. J. Koenen's (1937)

gevoeglijk

bw. (naar behoren; gepast; zonder dat de handeling ongepast of vreemd wordt gevonden): het gas had gevoeglijk kunnen branden; iets gevoeglijk kunnen vragen.

2024-04-18
Modern Woordenboek

Jozef Verschueren (1930)

gevoeglijk

bn. en bw. (-er, -st) geschikt, passend: zo kan men eindigen; dat had je kunnen doen.

2024-04-18
Oosthoek Encyclopedie

Oosthoek's Uitgevers Mij. N.V (1916-1925)

gevoeglijk

bn. en bw. (-er, -st), naar behoren, m.n. zo dat de handeling niet ongepast of vreemd gevonden kan worden: hiermee zouden wij kunnen eindigen.

2024-04-18
Etymologisch Woordenboek

Amsterdam University Press (2024)

2024-04-18
Prisma Groot Woordenboek Nederlands

Unieboek | Het Spectrum (2024)

Wil je toegang tot alle 9 resultaten?

Ja, ik word vriend van Ensie!
2024-04-18
Groot woordenboek der Nederlandsche taal

J.H. van Dale (1898)

Gevoeglijk

GEVOEGLIJK, bn. bw. (-er, -st), (Zuidn.) betamelijk, gepast: een bode werd vooruitgezonden om een gevoeglijk huis te huren; een gevoeglijk antwoord; — bw. (Zuidn.) op eene betamelijke wijze, behoorlijk er waren geen musketiers genoeg om de schepen gevoeglijk te kunnen bemannen; — naar behooren, inz. zoo dat de handeling niet ongepast o...