Wat is de betekenis van geurig?

2024-04-20
Nederlandstalige WikiWoordenboek

Wiktionary (2019)

geurig

geurig - Bijvoeglijk naamwoord 1. met een prettige geur, een prettige geur verspreidend Tegen de muur van het oude huis groeiden geurige klimrozen. Woordherkomst afgeleid van geur met het achtervoegsel -ig Verwante begrippen aromatisch, geurend

2024-04-20
Muiswerk Educatief

Muiswerk Educatief (2017)

geurig

geurig - bijvoeglijk naamwoord uitspraak: geu-rig 1. het ruikt lekker ♢ er zat een geurige saus over de sla Bijvoeglijk naamwoord: geu-rig ... is geuriger dan ... het geurigst ...

2024-04-20
Zuid-afrikaans woordenboek

H.J. Terblanche - M.A., D. Litt

geurig

welriekend.

2024-04-20
Woordenboek Nederlands-Turks

Mehmet Kiriş (2024)

2024-04-20
Humoristisch woordenboek

H. Moritsen (1939)

Geurig

Waar een luchtje aan is.

2024-04-20
Verklarend handwoordenboek der Nederlandse taal

M. J. Koenen's (1937)

geurig

bn., bw. (welriekend; ook iron.): geurige ruikers, geurige ooft; dat riekt geurig.

2024-04-20
Modern Woordenboek

Jozef Verschueren (1930)

geurig

(‘geurəch) bn. en bw. (-er, -st) 1. geur verspreidend: -e bloemen; een -e sigaar; dat riekt -. 2. Iron. lekker : ‘t is me een heer, eerst heeft hij gestolen, nu…

2024-04-20
Oosthoek Encyclopedie

Oosthoek's Uitgevers Mij. N.V (1916-1925)

geurig

bn. (-er, -st), 1. geur verspreidende, aangenaam ruikend: geurige frambozen; een geurige sigaar; 2. (dicht.) het geurige Oosten; een geurige nacht, waar, waarin de lucht met geuren is vervuld; 3. (oneig., gemeenz.) waaraan een luchtje is, fraai: een — heer.

Wil je toegang tot alle 10 resultaten?

Ja, ik word vriend van Ensie!
2024-04-20
Prisma Groot Woordenboek Nederlands

Unieboek | Het Spectrum (2024)