Wat is de betekenis van getrouw?

2024-04-19
Nederlandstalige WikiWoordenboek

Wiktionary (2019)

getrouw

getrouw - Bijvoeglijk naamwoord 1. veel lijkend op 2. trouw zijn aan een plicht Woordherkomst Naamwoord van handeling van trouwen met het voorvoegsel ge- Verwante begrippen goed, juist, recht, trouw

2024-04-19
Muiswerk Educatief

Muiswerk Educatief (2017)

getrouw

getrouw - bijvoeglijk naamwoord uitspraak: ge-trouw 1. wie zich houdt aan wat hij beloofd of afgesproken heeft ♢ ik zal onze afspraak getrouw uitvoeren 2. onderbouwd met feitelijke bewijzen ♢ di...

2024-04-19
Frysk Wurdboek (Friesch woordenboek)

Fa. A.J. Osinga (1952)

Getrouw

adj., trou, oanhinklik.

2024-04-19
Verklarend handwoordenboek der Nederlandse taal

M. J. Koenen's (1937)

getrouw

in bet. nagenoeg gelijk aan trouw, dat gemeenzamer is, I. bn. (1 iem. niet verlatende inz. in het ongeluk; 2 van ondergeschikten: zijn plichten nauwgezet vervullende; 3 zich stipt aan iets houdende, er niet van afwijkende; 4 van dieren: met onbezweken trouw gehecht aan zijn meester; 5 van God: zijn beloften gestand doende; 6 van zaken: betrouwbaar)...

2024-04-19
Modern Woordenboek

Jozef Verschueren (1930)

getrouw

(getrouw) bn. en bw. (-er, -st) 1. trouw, maar minder gewoon : een bondgenoot, dienaar, echtgenoot, gelovige; zijn woord een -e hond; God is in zijn beloften; een verslag; een -e spiegel der maatschappelijke toestanden; handelen, blijven. Tgst. ontrouw. 2. juist de inhoud weergevend, zonder het karakteristieke van eigen taal te verloochenen: een -...

2024-04-19
Oosthoek Encyclopedie

Oosthoek's Uitgevers Mij. N.V (1916-1925)

getrouw

bn. en bw. (-er, -st), 1. trouw, iemand niet verlatend, steeds nabij blijvend, m.n. in tegenspoed: getrouwe vrienden; (van personeel) zijn plicht met toewijding en nauwgezet vervullend: een oude, getrouwe dienstbode; vaak zelfst. gebruikt: oude getrouwen, ook in toepassing op oude vrienden, goede oude bekenden; 2. zich stipt houdend aan zijn woord...

2024-04-19
Etymologisch Woordenboek

Amsterdam University Press (2024)

2024-04-19
Prisma Groot Woordenboek Nederlands

Unieboek | Het Spectrum (2024)

Wil je toegang tot alle 10 resultaten?

Ja, ik word vriend van Ensie!
2024-04-19
Groot woordenboek der Nederlandsche taal

J.H. van Dale (1898)

Getrouw

Het begrip getrouw heeft 2 verschillende betekenissen: 1. getrouw - GETROUW, (in het dagelijksche leven gewoonlijk TROUW), bn. bw. (-er, -st), trouw, aanhankelijk getrouwe vrienden; — (van dienaren) zijn plicht nauwgezet vervullende; eene oude, getrouwe dienstbode; — (van huisdieren) met onbezweken trouw gehecht aan zijn meester: een...