Wat is de betekenis van Gestreng?

2024-04-19
Zuid-afrikaans woordenboek

H.J. Terblanche - M.A., D. Litt

gestreng

streng; plegtig.

2024-04-19
Frysk Wurdboek (Friesch woordenboek)

Fa. A.J. Osinga (1952)

Gestreng

adj., strang, hurd, strûs, strús(k).

2024-04-19
Verklarend handwoordenboek der Nederlandse taal

M. J. Koenen's (1937)

gestreng

I. bn. (1 streng; niet meegaand; zich stipt houdend aan wet of voorschrift; 2 blijk gevende van strengheid; 3 van handelingen, toestanden enz.: door vaste, onwrikbare regels bepaald, beheerst; 4 volstrekt, volledig; 5 van luchtgesteldheid: hard, streng): 1. een gestrenge rechter; 2. een gestreng oordeel; op gestrenge toon; 3. gestrenge zedelijkhei...

2024-04-19
Modern Woordenboek

Jozef Verschueren (1930)

gestreng

(gə’streng) bn. en bw.(-er.-st) streng, doch minder gewoon : een -e rechter; een onderzoek, oordeel; in -e afzondering ; iemand -straffen; een -e winter. Syn. hard, streng.

2024-04-19
Oosthoek Encyclopedie

Oosthoek's Uitgevers Mij. N.V (1916-1925)

gestreng

bn. en bw. (-er, -st), (plechtig) streng.

2024-04-19
Etymologisch Woordenboek

Amsterdam University Press (2024)

2024-04-19
Prisma Groot Woordenboek Nederlands

Unieboek | Het Spectrum (2024)

2024-04-19
Groot woordenboek der Nederlandsche taal

J.H. van Dale (1898)

Gestreng

GESTRENG, (in het dagelijksch leven gewoonlijk STRENG), bn. bw. (-er, -st), streng, onverbiddelijk jegens zich zelven of anderen, zich stipt houdende aan wetten of regelen mijn vader was steeds zeer gestreng en nauwgezet; een gestreng rechter; — blijk gevende van de strengheid van den handelenden persoon gestrenge woorden; een gestrenge blik;...

Wil je toegang tot alle 9 resultaten?

Ja, ik word vriend van Ensie!
2024-04-19
Handwoordenboek van Nederlandsche synoniemen

J.V. Hendriks (1898)

Gestreng

zie Hard.