gestreng
streng; plegtig.
M. J. Koenen's (1937)
I. bn. (1 streng; niet meegaand; zich stipt houdend aan wet of voorschrift; 2 blijk gevende van strengheid; 3 van handelingen, toestanden enz.: door vaste, onwrikbare regels bepaald, beheerst; 4 volstrekt, volledig; 5 van luchtgesteldheid: hard, streng): 1. een gestrenge rechter; 2. een gestreng oordeel; op gestrenge toon; 3. gestrenge zedelijkhei...
Jozef Verschueren (1930)
(gə’streng) bn. en bw.(-er.-st) streng, doch minder gewoon : een -e rechter; een onderzoek, oordeel; in -e afzondering ; iemand -straffen; een -e winter. Syn. hard, streng.
J.H. van Dale (1898)
GESTRENG, (in het dagelijksch leven gewoonlijk STRENG), bn. bw. (-er, -st), streng, onverbiddelijk jegens zich zelven of anderen, zich stipt houdende aan wetten of regelen mijn vader was steeds zeer gestreng en nauwgezet; een gestreng rechter; — blijk gevende van de strengheid van den handelenden persoon gestrenge woorden; een gestrenge blik;...
Gerelateerde zoekopdrachten
Log hier in om direct te kunnen beginnen met schrijven.
Wil je dit begrip toevoegen aan je favorieten? Word dan snel vriend van Ensie en geniet van alle voordelen: