gesteld
gesteld - Bijvoeglijk naamwoord 1. in een bepaalde toestand verkerend (bij samenstellingen omschreven in het eerste lid) gesteld - Werkwoord 1. voltooid deelwoord van stellen Woordherkomst Voltooid deelwoord van stellen Antoniemen ongesteld
Wiktionary (2019)
gesteld - Bijvoeglijk naamwoord 1. in een bepaalde toestand verkerend (bij samenstellingen omschreven in het eerste lid) gesteld - Werkwoord 1. voltooid deelwoord van stellen Woordherkomst Voltooid deelwoord van stellen Antoniemen ongesteld
Muiswerk Educatief (2017)
gesteld - bijvoeglijk naamwoord uitspraak: ge-steld 1. hoe de situatie is ♢ hoe is het met jou gesteld tegenwoordig? 1. op iemand gesteld zijn [hem graag mogen] 2....
Peter Bakema (2003)
- gesteld zijn, alles hebben wat je nodig hebt, klaar zijn. - lelijk/erg gesteld zijn, er erg aan toe zijn, toegetakeld zijn. Dat het echt wel erg gesteld is, blijkt uit enkele sites die de commissie bezocht. - LN, 01-02-2003. - de gestelde lichamen, de hoogste gezagsdragers.
Walter De Clerck (1981)
In enkele verb. die in de standaardt. niet voorkomen: gesteld zijn, geraken e.d., van het nodige voorzien zijn, klaar zijn (met boodschappen e.d.); - (lelijk, erg) gesteld zijn, van pers. en zaken: toegetakeld (bijv. door verwondingen; van plaatsen door rotzooi e.d.), er slecht aan toe zijn enz. Aan stookolie heeft niemand me kunnen h...
Fa. A.J. Osinga (1952)
adj., steld; naar — zijn, raer gesteld wêze, euvel wêze; — zijn op, bilust, set wêze op; niet — zijn op, net grien wêze op; niet erg — zijn op, it net breed, tsjok hawwe op, it net grien hawwe op; niet bijzonder op iem. — zijn, ...
M. J. Koenen's (1937)
1. bn. (in een bepaalde toestand verkerende, zoals door de bepaling wordt uitgedrukt): het is er treurig mede gesteld; zegsw. op iets gesteld zijn, a) er erg mede ingenomen zijn, b.v. op zijn gemak gesteld zijn; op iem. gesteld zijn; b) iets uitdrukkelijk willen hebben, b.v. vader was er op gesteld, dat ik zou studeren; daar ben ik volstrekt niet o...
Jozef Verschueren (1930)
(gə'stelt) I. bn. 1. in een bepaalde toestand : het is er treurig mee -; hoe is het met de zieke -? hoe gaat het met hem? 2. verlangend naar ; mama was er zeer op dat ik...; op zijn gemak zijn. 3. gehecht aan: op fraaie meubels -; de kleine Wim is zeer op haar -; op iets niet zijn, het zeer onaangenaam vinden. 4. aangesteld : de -e macht....
Oosthoek's Uitgevers Mij. N.V (1916-1925)
I.bn., 1. in de toestand verkerend die door de bep. wordt aangeduid: het is er treurig mee —; hoe is het met de zieke — ?, hoe gaat het met haar/hem?; 2. op iets zijn, het uitdrukkelijk verlangen; 3. op iets zijn, veel aan iets hechten, veel van iets houden, (ook) erop verzot zijn: zij is op het decorum —; men is erg op zijn gez...
Log hier in om direct te kunnen beginnen met schrijven.
Wil je dit begrip toevoegen aan je favorieten? Word dan snel vriend van Ensie en geniet van alle voordelen: