geschil
geschil - Zelfstandignaamwoord 1. geweldloos conflict, vaak politiek of diplomatiek met juridische aspecten. ♢ Het geschil tussen België en Nederland inzake de IJzeren Rijn is vooralsnog niet beslecht.
Wiktionary (2019)
geschil - Zelfstandignaamwoord 1. geweldloos conflict, vaak politiek of diplomatiek met juridische aspecten. ♢ Het geschil tussen België en Nederland inzake de IJzeren Rijn is vooralsnog niet beslecht.
CBS (2018)
Gemeenschappelijke noemer voor een werkstaking, een werkonderbreking, een uitsluiting van werknemers door de werkgever, of voor een reeks van meerdere samenhangende werkstakingen, werkonderbrekingen of uitsluitingen. Toelichting De eenheid van telling in de Statistiek Werkstakingen. Een geschil kan meerdere geschilpunten omvatten. Geschilpunten kun...
Muiswerk Educatief (2017)
geschil - zelfstandig naamwoord uitspraak: ge-schil 1. toestand van kwaad zijn op elkaar ♢ er is een geschil tussen die twee bedrijven Zelfstandig naamwoord: ge-schil het geschil de gesc...
M. J. Koenen's (1937)
o. geschillen (twist, onenigheid over): een geschil rijst (op), doet zich op; een hangend geschil; met iem. in geschil raken; een geschil beslechten, vereffenen, bijleggen; zie prejudicieel. geschilpunt o. -en (punt, waarover geschil bestaat).
Jozef Verschueren (1930)
(gə'schil) o. (-len; -letje) [~ (ver)schillen] onenigheid, twist: een tussen twee personen doet zich voor, rijst (op); een hebben; een hangend -; met iemand in raken, in een gewikkeld worden, zijn; een beslechten, beslissen, bijleggen, vereffenen.
Oosthoek's Uitgevers Mij. N.V (1916-1925)
o. (-len), verschil, onenigheid, twist tussen twee partijen over een bepaald punt: ik begrijp niets van politieke geschillen; een hangend een twist die nog onbeslist is.
J.H. van Dale (1898)
GESCHIL, o. (-len), verschil, oneenigheid, twist tusschen twee partijen over een bepaald punt, zij hebben geschil; ik versta niets van politieke geschillen; een hangend geschil, een twist die nog onbeslist is; hij poogde het geschil bij te leggen (te beslechten), er een einde aan te maken, de partijen te verzoenen. GESCHILLETJE, o. (, s).
I.M. Calisch (1864)
Geschil, o. (-len), verschil, oneenigheid, twist. *-LIG, bn. (-er, -st), oneenig. *-PUNT, o. (-en), iets waarover getwist wordt.
Log hier in om direct te kunnen beginnen met schrijven.
Wil je dit begrip toevoegen aan je favorieten? Word dan snel vriend van Ensie en geniet van alle voordelen: