gepraat
gepraat - Werkwoord 1. voltooid deelwoord van praten
M. J. Koenen's (1937)
o. (1 het telkens of voortdurend pralen, het babbelen; 2 de praatjes): 1. luid gepraat, gevloek en gezang; 2. luister niet naar dit gepraat.
Jozef Verschueren (1930)
(gə'pra:t) o. 1. Eig. het voortdurend praten : luid -. 2. Metn. praatjes: niet naar luisteren.
Gerelateerde zoekopdrachten
Log hier in om direct te kunnen beginnen met schrijven.
Wil je dit begrip toevoegen aan je favorieten? Word dan snel vriend van Ensie en geniet van alle voordelen: