Wat is de betekenis van geouwehoer?

2023-10-02
Woordenboek van Populair Taalgebruik

Marc De Coster (2020-2023)

geouwehoer

(1899) (inf.) gezeur, gezanik. Vaak eufemisch verkort tot geoha*. Kijk ook onder ouwehoeren*. Van de Nederlandse schrijver Gerard Reve zijn de gevleugelde woorden: 'Er is niets tegen geoudehoer, zolang er maar Gods zegen op rust.' • Ik heb genoeg van jouw ge-ouwe hoer! Ik heb van jòu niks te leeren. (H. Heijermans:...

2023-10-02
Nederlandstalige WikiWoordenboek

Wiktionary (2019)

geouwehoer

geouwehoer - Zelfstandignaamwoord 1. zeurende en klagende onzin Al dat slappe geouwehoer op de TV ben ik helemaal zat. Woordherkomst Naamwoord van handeling van ouwehoeren met het voorvoegsel ge- Synoniemen geklets, gezeur, gezanik, gezwets, onzin