genotmiddel
o. -en (iets, dat doet genieten inz. zinnelijk, meestal in het mv.): tabak, wijn, specerijen enz. zijn genotmiddelen.
M. J. Koenen's (1937)
o. -en (iets, dat doet genieten inz. zinnelijk, meestal in het mv.): tabak, wijn, specerijen enz. zijn genotmiddelen.
Jozef Verschueren (1930)
(gə'not) o. (-en) middel, voorwerp dat zinnelijk genot verschaft : specerijen, tabak, wijn zijn -en.
Oosthoek's Uitgevers Mij. N.V (1916-1925)
o. (-en), stof die niet strikt voor de voeding en waterhuishouding nodig is, maar toch een bepaalde plaats in het gehele cultuurpatroon heeft gekregen. (e) Gebruik en aard van de genotmiddelen wisselen sterk in de loop van de tijd, niet alleen in de diverse bevolkingsgroepen, maar ook binnen één groep. Tot de genotmiddelen rekent men...
J.H. van Dale (1898)
GENOTMIDDEL, o. (-en), middelen die wij voor ons genot gebruiken, die geene voedingswaarde bezitten, doch wel den eetlust, de spijsvertering bevorderen, ons in opgewekte stemming borengen, lichamelijke of geestelijke vermoeidheid niet doen gevoelen enz.
Log hier in om direct te kunnen beginnen met schrijven.
Wil je dit begrip toevoegen aan je favorieten? Word dan snel vriend van Ensie en geniet van alle voordelen: