Wat is de betekenis van Genoegzaam?

2024-04-16
Nederlandstalige WikiWoordenboek

Wiktionary (2019)

genoegzaam

genoegzaam - Bijvoeglijk naamwoord 1. toereikend, voldoende Woordherkomst afgeleid van genoeg met het achtervoegsel -zaam Verwante begrippen genoegzaamheid, zelfgenoegzaamheid

2024-04-16
Ambtelijk taalgebruik

Wouter de Koning (1976)

genoegzaam

1. voldoende; 2. algemeen; 3. tevreden.

2024-04-16
Frysk Wurdboek (Friesch woordenboek)

Fa. A.J. Osinga (1952)

Genoegzaam

adj. & adv., genôch, foldwaend(e).

2024-04-16
Verklarend handwoordenboek der Nederlandse taal

M. J. Koenen's (1937)

genoegzaam

bn., bw. (1 voldoende inz. in maat, hoeveelheid enz.; 2 krachtig, overtuigend): 1. bij genoegzame deelneming; ik ben nu genoegzaam uitgerust; 2. een genoegzaam bewijs.

2024-04-16
Modern Woordenboek

Jozef Verschueren (1930)

genoegzaam

(gə'noechsa:m) bn. (...zame) en bw. toereikend, voldoende: bij ...zame deelneming; een bewijs; een zaak toelichten; zichzelf -, zichzelf genoeg.

2024-04-16
Oosthoek Encyclopedie

Oosthoek's Uitgevers Mij. N.V (1916-1925)

genoegzaam

bn. en bw., I. bn., 1. met weinig of met het toebedeelde tevreden, weinig eisend; 2. voldoende, toereikend: een bewijs; zichzelf —, tevreden met zichzelf, (ook) overtuigd van eigen voortreffelijkheid; n. bw. (van graad), in voldoende mate: de zaak is hiermee toegelicht.

2024-04-16
Prisma Groot Woordenboek Nederlands

Unieboek | Het Spectrum (2024)

2024-04-16
Groot woordenboek der Nederlandsche taal

J.H. van Dale (1898)

Genoegzaam

GENOEGZAAM, bn. bw. voldoende, toereikend hij ondervond geen genoegzame medewerking om zijn plan te kunnen volvoeren; — een genoegzaam bewijs, een bewijs dat krachtig en overtuigend genoeg is; — bw. (van graad) in voldoende mate: de zaak is hiermede genoegzaam toegelicht; — (w. g.) zoo goed als, nagenoeg: die streek is genoegzaa...