genoeg
genoeg - Onbepaald voornaamwoord 1. voldoende, in een hoeveelheid die niet te veel en niet te weinig is ♢ Zo is het wel genoeg thee. ♢ Er zijn mensen genoeg die niet van thee houden. genoeg - Tussenwerpsel 1. stop!; ...
Wiktionary (2019)
genoeg - Onbepaald voornaamwoord 1. voldoende, in een hoeveelheid die niet te veel en niet te weinig is ♢ Zo is het wel genoeg thee. ♢ Er zijn mensen genoeg die niet van thee houden. genoeg - Tussenwerpsel 1. stop!; ...
Direct toegang tot alle 10 resultaten over genoeg?
Muiswerk Educatief (2017)
genoeg - voornaamwoord uitspraak: ge-noeg 1. zoveel als nodig is en zelfs meer ♢ hebben we genoeg koffie in huis? 1. ik heb er genoeg van [ik wil er niet mee doorgaan] ...
Fa. A.J. Osinga (1952)
num. & adv., genóch; (na adj.) -ernôch; geld —, jild sêd; ergens — van hebben, earne jins nocht, bikomst fan hawwe, earne jins nocht ôf hawwe, earne fan, mei takocht wêze; er — van hebben ôfgisele wêze; meer dan — van ie...
M. J. Koenen's (1937)
I. onbep. telw. (1 voldoende; zoveel als nodig is; 2 meer dan voldoende): 1. ik heb genoeg appelen; dat is genoeg; ik heb er genoeg; hij heeft geld genoeg; genoeg! a) uitroep van ongeduld, b) niet meer, dan reeds gezegd, gebeurd, gedaan is; zich zelf zijn, geen behoefte gevoelen aan; 2. ik heb er (meer dan) genoeg van, ben het zat; nog: Z.-N. die...
Jozef Verschueren (1930)
(gə'noech) I. onbep. telw. zoveel als nodig is: ik heb nu gewerkt; gegeten? hij heeft voor zijn doel aan f 1000; peren; ik heb er -; geld -. Gez. -! uitroep van ongeduld of niet meer dan reeds gebeurd, gedaan of gezegd is; (maar) daarvan, daarvan is nu genoeg gezegd; hebben, krijgen van iets, zijn bekomst van iets hebben, krijgen; het is (mij)...
F.W. Grosheide (1926)
„Het is genoeg”, (Luc. 22 : 38). Tijdens hun omwandeling met den Heere Jezus hadden de discipelen een in menig opzicht gemakkelijken weg bewandeld. De Heiland bereidt er hen op voor, dat dit niet zoo zou blijven, maar dat zij tengevolge van de vijandschap der menschen straks zullen komen in omstandigheden, waarbij zij op niemands hulp k...
Oosthoek's Uitgevers Mij. N.V (1916-1925)
I. onbep. telw., zoveel als nodig is, voldoende: 1. (op zichzelf staand) heb je gegeten?; hebben, voldoende hebben van wat uit het verband blijkt; of: zijn bekomst gegeten hebben; hij heeft om van te leven, een voldoend vermogen of inkomen; voor dat doel heeft hij aan f1000 ik heb (ik krijg) er — van, ik heb (ik krijg) er mijn buik van vol, w...
J.Pluim (1911)
van den Idg. wt. nak: bereiken, ’t Woord w. d. z.: toereikend, geen gebrek hebbend; vandaar dat genoegen ook bet. pleizier, vreugd (men heeft n.l. genoeg).
J.H. van Dale (1898)
GENOEG, onb. telw. zooveel als noodig is, voldoende ik heb genoeg; hij heeft genoeg om van te leven, een voldoend vermogen of inkomen; voor dat doel heeft hij aan f 1000 genoeg; — ik heb (ik krijg) er genoeg van, ik heb (krijg) er mijn bekomst van, wil er niets meer van weten; — het is genoeg, of genoeg (daarvan), zwijg, daarvan is nu...
I.M. Calisch (1864)
Genoeg, bijw. ik heb -, ik heb wat mij toekomt; zoo veel ik behoef; dat is -, meer is niet noodig; (fig.) ik heb er - van, ik verlang er niets meer van te hooren. *-DOENING, v. gm. voldoening, herstel (van eer), schadeloosstelling (voor geleden onregt); (godg.) de - van Jezus Christus. *-ELIJK, (B. *-LIJK of *...CHELIJK), bn. en bijw. (-er, -st)...
Gerelateerde zoekopdrachten
Log hier in om direct te kunnen beginnen met schrijven.