Wat is de betekenis van genoeg?

2023-06-03
Nederlandstalige WikiWoordenboek

Wiktionary (2019)

genoeg

genoeg - Onbepaald voornaamwoord 1. voldoende, in een hoeveelheid die niet te veel en niet te weinig is Zo is het wel genoeg thee. Er zijn mensen genoeg die niet van thee houden. genoeg - Tussenwerpsel 1. stop!; ...

Lees verder

Direct toegang tot alle 10 resultaten over genoeg?

Word nu vriend van Ensie
2023-06-03
Muiswerk Educatief

Muiswerk Educatief (2017)

genoeg

genoeg - voornaamwoord uitspraak: ge-noeg 1. zoveel als nodig is en zelfs meer ♢ hebben we genoeg koffie in huis? 1. ik heb er genoeg van [ik wil er niet mee doorgaan] ...

Lees verder
2023-06-03
Frysk Wurdboek (Friesch woordenboek)

Fa. A.J. Osinga (1952)

Genoeg

num. & adv., genóch; (na adj.) -ernôch; geld —, jild sêd; ergensvan hebben, earne jins nocht, bikomst fan hawwe, earne jins nocht ôf hawwe, earne fan, mei takocht wêze; ervan hebben ôfgisele wêze; meer danvan ie...

Lees verder
2023-06-03
Verklarend handwoordenboek der Nederlandse taal

M. J. Koenen's (1937)

genoeg

I. onbep. telw. (1 voldoende; zoveel als nodig is; 2 meer dan voldoende): 1. ik heb genoeg appelen; dat is genoeg; ik heb er genoeg; hij heeft geld genoeg; genoeg! a) uitroep van ongeduld, b) niet meer, dan reeds gezegd, gebeurd, gedaan is; zich zelf zijn, geen behoefte gevoelen aan; 2. ik heb er (meer dan) genoeg van, ben het zat; nog: Z.-N. die...

Lees verder
2023-06-03
Modern Woordenboek

Jozef Verschueren (1930)

genoeg

(gə'noech) I. onbep. telw. zoveel als nodig is: ik heb nu gewerkt; gegeten? hij heeft voor zijn doel aan f 1000; peren; ik heb er -; geld -. Gez. -! uitroep van ongeduld of niet meer dan reeds gebeurd, gedaan of gezegd is; (maar) daarvan, daarvan is nu genoeg gezegd; hebben, krijgen van iets, zijn bekomst van iets hebben, krijgen; het is (mij)...

Lees verder
2023-06-03
Christelijke encyclopedie

F.W. Grosheide (1926)

Genoeg

„Het is genoeg”, (Luc. 22 : 38). Tijdens hun omwandeling met den Heere Jezus hadden de discipelen een in menig opzicht gemakkelijken weg bewandeld. De Heiland bereidt er hen op voor, dat dit niet zoo zou blijven, maar dat zij tengevolge van de vijandschap der menschen straks zullen komen in omstandigheden, waarbij zij op niemands hulp k...

Lees verder
2023-06-03
Oosthoek Encyclopedie

Oosthoek's Uitgevers Mij. N.V (1916-1925)

genoeg

I. onbep. telw., zoveel als nodig is, voldoende: 1. (op zichzelf staand) heb je gegeten?; hebben, voldoende hebben van wat uit het verband blijkt; of: zijn bekomst gegeten hebben; hij heeft om van te leven, een voldoend vermogen of inkomen; voor dat doel heeft hij aan f1000 ik heb (ik krijg) er — van, ik heb (ik krijg) er mijn buik van vol, w...

Lees verder
2023-06-03
Keur van Nederlandsche woordafleidingen

J.Pluim (1911)

Genoeg

van den Idg. wt. nak: bereiken, ’t Woord w. d. z.: toereikend, geen gebrek hebbend; vandaar dat genoegen ook bet. pleizier, vreugd (men heeft n.l. genoeg).

2023-06-03
Groot woordenboek der Nederlandsche taal

J.H. van Dale (1898)

Genoeg

GENOEG, onb. telw. zooveel als noodig is, voldoende ik heb genoeg; hij heeft genoeg om van te leven, een voldoend vermogen of inkomen; voor dat doel heeft hij aan f 1000 genoeg; — ik heb (ik krijg) er genoeg van, ik heb (krijg) er mijn bekomst van, wil er niets meer van weten; — het is genoeg, of genoeg (daarvan), zwijg, daarvan is nu...

Lees verder
2023-06-03
Nieuw woordenboek der Nederlandsche taal

I.M. Calisch (1864)

Genoeg

Genoeg, bijw. ik heb -, ik heb wat mij toekomt; zoo veel ik behoef; dat is -, meer is niet noodig; (fig.) ik heb er - van, ik verlang er niets meer van te hooren. *-DOENING, v. gm. voldoening, herstel (van eer), schadeloosstelling (voor geleden onregt); (godg.) de - van Jezus Christus. *-ELIJK, (B. *-LIJK of *...CHELIJK), bn. en bijw. (-er, -st)...

Lees verder