genieten
genieten - Werkwoord 1. (ov) voordeel hebben van iets. ♢ Het bedrijfsleven geniet er vele belastingvoordelen. Woordherkomst van Middelnederlands ghenieten, met het voorvoegsel ge-, verwant aan nut en genoot
Wiktionary (2019)
genieten - Werkwoord 1. (ov) voordeel hebben van iets. ♢ Het bedrijfsleven geniet er vele belastingvoordelen. Woordherkomst van Middelnederlands ghenieten, met het voorvoegsel ge-, verwant aan nut en genoot
Muiswerk Educatief (2017)
genieten - onregelmatig werkwoord uitspraak: ge-nie-ten 1. er plezier aan beleven ♢ we hebben erg genoten van die muziek Algemene uitdrukkingen: 1. hij was niet te genieten [in een erg slec...
Hans Kaldenbach (2007)
Veel Nederlanders kunnen door hun calvinistische houding slecht genieten. Genieten lijkt wel een zonde. Opvallend is het gemak van genieten in veel zuidelijke landen. Kijk om u heen op een terrasje. Wie laat een half flesje cola staan omdat ze genoeg gedronken hebben? Vrijwel nooit een blanke Nederlander. Die drinkt het op: je hebt ervoor betaald,...
Peter Bakema (2003)
(genoot, genoten) - genieten van een goed pensioen/inkomen, hij heeft, geniet een goed pensioen/inkomen.
M. J. Koenen's (1937)
genoot, h. genoten (1 ontvangen, krijgen, nemen; 2 in het genot van iets zijn, de voordelen er van krijgen [voortdurend]; 3 zich in iets verlustigen; genot hebben van; 4 genot hebben, smaken): 1. de vrucht, het loon van zijn arbeid genieten; 2. een salaris genieten van ..; een goede gezondheid genieten, bij voortduring in het genot er van zijn; ee...
Jozef Verschueren (1930)
(gə'ni:tən) (genoot, genoten; heeft genoten) [nut] 1. krijgen, nemen, ontvangen: voordelen, voorrechten -; een salaris van...; de vrucht, het loon van zijn arbeid -; hij genoot de eer naast de gastvrouw te worden geplaatst. 2. de voordelen van iets ontvangen: een verzorgde opvoeding ; een beste, goede, uitnemende gezondheid -. 3. gebruiken,...
J.Pluim (1911)
(ge is versterkend) komt van den Germ. wt. nut: zich iets ten gebruike aanschaffen, iets gebruiken, „nut” van iets hebben. Verwant is: genoot: die iets mede gebruikt. (Vgl. ’t Fr. compagnon, Lat. companio = broodgenoot; van pain, panis = brood, en com, cum = mede.) Ook genot komt van ’t zelfde grondwoord.
J.H. van Dale (1898)
GENIETEN, (genoot, heeft genoten), ontvangen, het genot hebben van zij genieten vele voorrechten; hij genoot een salaris van f 1500 gulden; ik heb er nooit een cent voor genoten; — (kooph.) waarde genoten (op wissels), het bedrag (is door mij) ontvangen hij geniet de vrucht van zijn arbeid; ik zal toonen, dat ik genoten weldaden weet te erken...
I.M. Calisch (1864)
Genieten, bw. ong. (ik genoot, heb genoten), genot hebben van, smaken, gevoelen, eene aangename gewaarwording ondervinden; ontvangen, verkrijgen; voedsel nemen; bezitten (in eigendom); vrucht trekken (van iets). *...ER, m. (-s). *...STER, v. (-s). *...ING, v. (-en).
Log hier in om direct te kunnen beginnen met schrijven.
Wil je dit begrip toevoegen aan je favorieten? Word dan snel vriend van Ensie en geniet van alle voordelen: