Wat is de betekenis van genezen?

2024-04-19
Nederlandstalige WikiWoordenboek

Wiktionary (2019)

genezen

genezen - Werkwoord 1. ergatiefgezond worden, herstellen van ziekte of verwonding Het was een wonder dat zij van deze dodelijke ziekte genazen. 2. (ov) iemand gezond maken, helen Hij werd door een beroemd arts behandeld en genezen. genezen...

2024-04-19
Muiswerk Educatief

Muiswerk Educatief (2017)

genezen

genezen - onregelmatig werkwoord uitspraak: ge-ne-zen 1. weer beter, gezond maken/worden ♢ de wond aan zijn been is genezen Onregelmatig werkwoord: ge-ne-zen ik genees jij/u geneest...

2024-04-19
Art & Architecture Thesaurus

Getty Research Institute (1990)

genezen

genezen - Activiteit of functie waarbij een persoon of dier weer gezond wordt gemaakt, wonden worden behandeld, herstel na ziekte wordt bevorderd, of anderszins wordt verzorgd.

2024-04-19
Frysk Wurdboek (Friesch woordenboek)

Fa. A.J. Osinga (1952)

Genezen

v., genêze; (beter maken), better meitsje; een kwaal —, in kwael weimasterje; (beter worden), better wurde betterje; (van een wonde), hielje, heelje.

2024-04-19
Woordenboek Nederlands-Turks

Mehmet Kiriş (2024)

2024-04-19
Verklarend handwoordenboek der Nederlandse taal

M. J. Koenen's (1937)

genezen

genas, h. (3, 4) en i. (1,2) genezen (1 herstellen, beter worden; 2 fig. een gebrek, hebbelijkheid, gewoonte enz. kwijt raken; 3 doen herstellen, beter maken: 4 fig. iem. van een gebrek, hebbelijkheid afhelpen, bevrijden): 1. van een ziekte genezen; de wonde geneest; het been geneest; 2. van zijn luiheid is hij nog niet genezen; 3. Hij genas er v...

2024-04-19
Modern Woordenboek

Jozef Verschueren (1930)

genezen

(gə'ne:zən) (genas, genazen; genezen) I. (heeft) 1. beter maken, doen herstellen: iemand van een ziekte -; kinine geneest de koorts. → geneesmeester. Syn. helen. 2. afhelpen, bevrijden: je moet hem van die dwaze hebbelijkheid -. II. (is) 1. beter worden, herstellen: van een ongesteldheid ; de wonde wil niet -. 2. kwijtraken: hij is...

2024-04-19
Woorden en uitdrukkingen verklaard

Dr. C.H. PH. Meijer (1919)

Genezen

mnl. evenzoo genezen; gezond, behouden, gered worden, ook bevallen ; go. ganisan. Grondbet. van den stam is: samenkomen, zich vereenigen met, zoodat heel worden de oudste bet. is (verg. heelmeester, een wond heelen, enz.). Tegenwoordig heeft dit ww. ook de causatieve bet. gezond maken, die eigenl. toekwam aan generen, dat als wederk. ww. alleen in...

Wil je toegang tot alle 14 resultaten?

Ja, ik word vriend van Ensie!
2024-04-19
Oosthoek Encyclopedie

Oosthoek's Uitgevers Mij. N.V (1916-1925)

genezen

(genas, heeft en is genezen), I. onoverg., beter worden, herstellen, helen (van een ziekte, van wonden enz.): hij is zijn been genas spoedig; ook met betrekking tot aandoeningen van het gemoed en tot gebreken: verdriet geneest door de tijd; zij is nog niet van haar dwaasheid —, er nog niet van af, van teruggekeerd; II. overg., beter maken,...