gemenerik
gemeen persoon. iemand die gemeen is; gemeen persoon. Ook gebruikt als scheldwoord. Voorbeelden: Ze storten zich allemaal tegelijk op de desbetreffende deur, en vormen zo een massablokkade in de al snel te krappe gang. En als je je dan door de muur bruggers heen probeert te wringen, (want 'mag ik er even langs' verst...