Wat is de betekenis van Gelul?

2024-04-20
Prisma Woordenboek Nederlands

Unieboek | Het Spectrum (2024)

2024-04-20
Woordenboek van Populair Taalgebruik

Marc De Coster (2020-2024)

gelul

1) (19e eeuw) (vaak met de toevoeging: in de ruimte) (inf.) kletspraat; onzin. Vaak: 'slap gelul'. Vgl. gezwam* in de ruimte. • Wat doe ’k met je gelul! (Herman Heijermans: Diamantstad. Tweede druk. 1906) • Om zes uur aentreje en geen gelul! (Piet Bakker: Branding. 1940) • Een eenvoudige ‘veldtelefoon’ heet bij he...

2024-04-20
Woordenboek Nederlands-Turks

Mehmet Kiriş (2024)

2024-04-20
Prisma Groot Woordenboek Nederlands

Unieboek | Het Spectrum (2024)

2024-04-20
Groot woordenboek der Nederlandsche taal

J.H. van Dale (1898)

Gelul

GELUL, o. (plat) vervelend gepraat, geleuter, gebeuzel; — (Zuidn.) eentonig en halfverstaanbaar gezang; (ook) gemompel, gepruttel.