Wat is de betekenis van Gelukzalig?

2024-04-25
Frysk Wurdboek (Friesch woordenboek)

Fa. A.J. Osinga (1952)

Gelukzalig

adj., loksillich.

2024-04-25
Woordenboek Nederlands-Turks

Mehmet Kiriş (2024)

2024-04-25
Verklarend handwoordenboek der Nederlandse taal

M. J. Koenen's (1937)

gelukzalig

1. bn., bw. (uiterst gelukkig, voorspoedig): een gelukzalig samenzijn; 2. gelukzalige, m. en v. -n (zalige geest in de hemel; inz. R.-K. iem., die door de Kerk zalig verklaard is); zie beatificatie.

2024-04-25
Katholieke Encyclopaedie

Uitgeverij Joost van den Vondel (1933-1939)

Gelukzalig

Gelukzalig - Gelukzalig zijn zij, die God zien. → Aanschouwing Gods; Eeuwig leven. In meer beperkten zin worden (geluk)zalig genoemd zij, die volgens de plechtige verklaring van den paus de aanschouwing Gods genieten en eenige openbare vereering ontvangen met goedkeuring van het hoogste kerkelijk gezag. → Heiligverklaring.

2024-04-25
Modern Woordenboek

Jozef Verschueren (1930)

gelukzalig

(gəluk'sa:ləch) bn. en bw uiterst gelukkig: een samenzijn. Syn. →: gelukkig.

2024-04-25
Oosthoek Encyclopedie

Oosthoek's Uitgevers Mij. N.V (1916-1925)

gelukzalig

bn. (-er, -st), het hoogste geluk deelachtig, uiterst gelukkig; m.n. in toepassing op het godsdienstig en zedelijk leven en het hiernamaals: gelukzalige geesten; een lot, een lot dat iemand in de hoogste mate gelukkig maakt; een gelukzalige glimlach, een glimlach van innig geluk.

2024-04-25
Prisma Groot Woordenboek Nederlands

Unieboek | Het Spectrum (2024)

2024-04-25
Groot woordenboek der Nederlandsche taal

J.H. van Dale (1898)

Gelukzalig

GELUKZALIG, bn. bw. (-er, -st), het hoogste geluk deelachtig, uiterst gelukkig; inz. in toepassing op het godsdienstig en zedelijk leven iem. gelukzalig achten, noemen; een gelukzalig lot, een lot dat iem. in de hoogste mate gelukkig maakt; — (gew.) iem. een gelukzalig nieuwjaar wenschen, een hoogst gelukkig jaar; — (Zuidn.) een gelukz...

Wil je toegang tot alle 10 resultaten?

Ja, ik word vriend van Ensie!
2024-04-25
Handwoordenboek van Nederlandsche synoniemen

J.V. Hendriks (1898)

Gelukzalig

zie Gelukkig.