Wat is de betekenis van Geldig?

2024-04-24
Nederlandstalige WikiWoordenboek

Wiktionary (2019)

geldig

geldig - Bijvoeglijk naamwoord 1. waarvan de waarde of wettigheid erkend wordt Deze postzegels zijn niet geldig meer. Woordherkomst afgeleid van geld (stam van het werkwoord gelden) met het achtervoegsel -ig Verwante begrippen aanvaardbaar, gangbaar, geldend, schikkelijk,...

2024-04-24
Muiswerk Educatief

Muiswerk Educatief (2017)

geldig

geldig - bijvoeglijk naamwoord uitspraak: gel-dig 1. wat je mag gebruiken ♢ dit kaartje is maar één dag geldig Bijvoeglijk naamwoord: gel-dig de/het geldige ... Tegenstellingen ongeldig

2024-04-24
Een woordenboek van de filosofie

Begrippen, stromingen, denkers (2017)

Geldig

Een gevolgtrekking of redenering is geldig als de conclusie ervan deductief volgt uit de premissen. De premissen kunnen onwaar zijn, maar als ze waar zijn moet ook de conclusie waar zijn. Een gevolgtrekking is ongeldig als zij niet geldig is. Zij is contravalide als een gevolgtrekking uit dezelfde premissen naar de tegengestelde conclusie geldig zo...

2024-04-24
Kerkelijk woordenboek

Professor mag. dr. J.B. Kors o.p. (1967)

Geldig

wordt een → sacrament toegediend, wanneer alle vereischten, wat betreft stof en vorm van het sacrament en wat betreft de macht van dengene, die het sacrament toedient en de geschiktheid van dengene, die het sacrament ontvangt, vervuld zijn. Geldig gewijd zijn de priesters der → Grieksch-Orthodoxen, der Jansenisten (zie Jansenisme)...

2024-04-24
Zuid-afrikaans woordenboek

H.J. Terblanche - M.A., D. Litt

geldig

wettig, van krag.

2024-04-24
Frysk Wurdboek (Friesch woordenboek)

Fa. A.J. Osinga (1952)

Geldig

adj., jildich.

2024-04-24
Woordenboek Nederlands-Turks

Mehmet Kiriş (2024)

2024-04-24
Verklarend handwoordenboek der Nederlandse taal

M. J. Koenen's (1937)

geldig

bn. (van kracht zijnde, deugdelijk, aannemelijk, wettig): dit spoorwegkaartje is niet meer geldig; geldige redenen.

Wil je toegang tot alle 14 resultaten?

Ja, ik word vriend van Ensie!
2024-04-24
Modern Woordenboek

Jozef Verschueren (1930)

geldig

('geldəch) bn. (-er, -st) 1. waarde hebbend : dit spoorwegkaartje is nog -. 2. wettig : -e redenen.