Wat is de betekenis van geinig?

2024-03-29
Woordenboek van Populair Taalgebruik

Marc De Coster (2020-2024)

geinig

(1931) (inf.) grappig; lollig; leuk: 'een geinig winkeltje'. • Was-die geen volslagen idioot om daar straks voor God-mochtweten-wat-voor-soort-menschen liedjes, cheinige liedjes te gaan zingen? (Alex Booleman: Verdoemenis. Het leven van een speler. 1931) • Geinig kerkje geweest. (Kees van Kooten & Wim de Bie: Het Grote Bescheurboek....

2024-03-29
Nederlandstalige WikiWoordenboek

Wiktionary (2019)

geinig

geinig - Bijvoeglijk naamwoord 1. grappig Ik zat net een geinig filmpje te kijken op YouTube. Woordherkomst Afgeleid van gein met het achtervoegsel -ig

2024-03-29
Muiswerk Educatief

Muiswerk Educatief (2017)

geinig

geinig - bijvoeglijk naamwoord uitspraak: gei-nig 1. erg leuk om te zien ♢ wat een geinig tasje heb je! Bijvoeglijk naamwoord: gei-nig ... is geiniger dan ... het geinigst ...

2024-03-29
Mokums woordenboek

Ditte Simons en Hans Heestermans (2014)

geinig

grappig, leuk: Met sonder nieuw gebit is ’t wat een gaanig waafie, NONO1; Als ik geen zin heb dan ga ik niet staan. Werk je bij een ander dan ben je niet vrij. Verder is het wel geinig, GROOTHUYSE 37.

2024-03-29
Woordenboek Nederlands-Turks

Mehmet Kiriş (2024)

2024-03-29
Oosthoek Encyclopedie

Oosthoek's Uitgevers Mij. N.V (1916-1925)

geinig

bn., (volkst.) lollig.