Wat is de betekenis van geilheid?

2024-03-29
Nederlandstalige WikiWoordenboek

Wiktionary (2019)

geilheid

geilheid - Zelfstandignaamwoord 1. het geil zijn, de wellustigheid 2. van gewassen, bomen, planten enz.: weelderigheid ? Woordherkomst afgeleid van geil met het achtervoegsel -heid

2024-03-29
Dokterswoordenboek

Jannes van Everdingen en Arnoud van den Eerenbeemt (2010)

geilheid

Zie (ook) libido

2024-03-29
Frysk Wurdboek (Friesch woordenboek)

Fa. A.J. Osinga (1952)

Geilheid

s., geilens, geilte.

2024-03-29
Verklarend handwoordenboek der Nederlandse taal

M. J. Koenen's (1937)

geilheid

v. (wulpsheid; van de grond: overmatige vettigheid door bemesting; van planten: te weelderige groei): door de geilheid van de grond schiet daar alles te welig op.

2024-03-29
Oosthoek Encyclopedie

Oosthoek's Uitgevers Mij. N.V (1916-1925)

geilheid

v., 1. (van dieren en van mensen) wulpsheid, dartelheid, wellustigheid; 2. (van de grond) grote of overmatige vetheid, m.n. door te zware bemesting: door de — van die grond schiet alles er te welig op; 3. (van gewassen, bomen, planten, of hun takken, loten enz.) te weelderige groei: de — van graan; 4. (van vlees, vis, boter) grote of...

2024-03-29
Groot woordenboek der Nederlandsche taal

J.H. van Dale (1898)

Geilheid

GEILHEID, v. (van dieren, in platte taal ook van menschen) wulpschheid, dartelheid, wellustigheid; — (van den grond) groote of overmatige vetheid, inz. door te zware bemesting: door de geilheid van dien grond schiet alles er te welig op; — (van gewassen, boomen, planten, of hunne takken, loten enz.) te weelderige groei: de geilheid van...

Gerelateerde zoekopdrachten