geen scheet
(19e eeuw) (inf.) geen zier; niets. Om een scheet: om een prul, onbenulligheid. Informele uitdrukking. • gijn scheet = niet het geringste, niets (H. Molema: Woordenboek der Groningsche volkstaal, in de 19de eeuw. 1895) • ’k Zie nog geen scheet!.. (Herman Heijermans: Diamantstad. Tweede druk. 1906) • Geen scheet kà-je z...