gedonderjaag
1) (19e eeuw) (inf.) geduvel; gedoe; ruzie; idem als gedonder*. • Dat geknoei en gedonderjaag kost nu een knappen jongen, die het niet missen kan, f 165 en houdt hem een jaar lang op. (J. Kneppelhout of Klikspaan: Studenten-typen: 1839 -1841) • Smoesjes, sergeant? 't zijn geen smoesjes, ’t is elke dag 't zelfde...