Wat is de betekenis van gedicht?

2023-10-02
Muiswerk Educatief

Muiswerk Educatief (2017)

gedicht

gedicht - zelfstandig naamwoord uitspraak: ge-dicht 1. tekst waarvan elk woord belangrijk is, vaak met rijm ♢ in dit gedicht rijmt regel 2 op regel 4 Zelfstandig naamwoord: ge-dicht het gedicht ...

2023-10-02
Art & Architecture Thesaurus

Getty Research Institute (1990)

gedicht

gedicht - Schriftelijke of mondelinge composities die worden gekenmerkt door gecomprimeerde formuleringen, door woorden die zowel omwille van hun klank en suggestieve kracht als hun betekenis zijn gekozen, en door het gebruik van literaire technieken zoals gestructureerd metrum, natuurlijke cadansen, rijm of beeldspraak.

Direct toegang tot alle 12 resultaten over gedicht?

Word nu vriend van Ensie
2023-10-02
Frysk Wurdboek (Friesch woordenboek)

Fa. A.J. Osinga (1952)

Gedicht

s.n., fers (it), (ge)dicht (it), dichtstik (it).

2023-10-02
Duits woordenboek (DU-NL)

Dr. H. W. J. Kroes (1951)

Gedicht

gedicht.

2023-10-02
De Kleine Winkler Prins

Winkler Prins (1949)

Gedicht

in ruime zin al hetgeen in gebonden stijl, al of niet met rijm, geschreven is, ook de grootste, b.v. ook dramatische werken (dramatisch G.). In engere zin: metrisch geleed werk van woordkunst, meest van beperkte omvang.

2023-10-02
Verklarend handwoordenboek der Nederlandse taal

M. J. Koenen's (1937)

gedicht

o. -en (hetgeen gedicht is; een in versmaat of in dichterlijke stijl opgesteld stuk; vers, dichtstuk): de gedichten van Vondel; een gedicht maken, voordragen; een gedicht aan iem. opdragen.

2023-10-02
Katholieke Encyclopaedie

Uitgeverij Joost van den Vondel (1933-1939)

Gedicht

Gedicht - in de poëzie een naar vorm en inhoud afgesloten geheel, rijk aan rhythme, meestal met een systeem van maat en rijm, al of niet uit strophen opgebouwd, gering of aanmerkelijk van omvang. Onder dezen naam vat men alle producten en versvormen van lyriek, epiek, didactiek en dramatiek samen; zelden echter noemt men een drama een gedicht....

2023-10-02
Modern Woordenboek

Jozef Verschueren (1930)

gedicht

o. (-en; -je) 1. Eig. Min. het aanhoudend dichten: dat van die prulpoëet. 2. Metn. in dichtmaat of dichterlijke stijl opgesteld stuk: een maken, vervaardigen, voordragen, aan iemand opgedragen; een -je opzeggen; een van lange ➝ adem.

2023-10-02
Oosthoek Encyclopedie

Oosthoek's Uitgevers Mij. N.V (1916-1925)

gedicht

o. (-en), 1. in het algemeen iedere verschijningsvorm van poëzie, dus ook een epos of drama in verzen; in het bijzonder iedere uiting van lyriek; 2. (fig.) iets dat schoon of heerlijk is als een dichtstuk.

2023-10-02
Groot woordenboek der Nederlandsche taal

J.H. van Dale (1898)

Gedicht

GEDICHT, o. —, (-en), een in dicht- of versmaat, of wel, in dichterlijken stijl opgesteld stuk, dichtstuk, vers: de gedichten van Vondel; een gedicht maken, vervaardigen, voordragen, aan iem. opdragen; — (spott.) het telkens of aanhoudend dichten die prulpoëet kon zijn tijd wel beter besteden dan met dat gerijmel en gedicht.

2023-10-02
Winkler Prins

Anthony Winkler Prins (1870)

Gedicht

Zie Dichtkunst.

2023-10-02
Nieuw woordenboek der Nederlandsche taal

I.M. Calisch (1864)

Gedicht

GEDICHT, o. (-en), dichtstuk, opstel in gebonden stijl. *-JE, (B. -N), o. (-s). *-SEL, o. (-en, -s), verdichtsel, onwaar verhaal, verzonnen geschiedenis.