Wat is de betekenis van gebruik?

2023-10-02
Nederlandstalige WikiWoordenboek

Wiktionary (2019)

gebruik

gebruik - Zelfstandignaamwoord 1. een standaard manier van doen Het schudden van de rechterhand is, in Nederland, het gebruik om een onbekende te begroeten. 2. toepassen van iets Het gebruik van een woordenboek is aan te raden voor het controleren van de...

2023-10-02
Muiswerk Educatief

Muiswerk Educatief (2017)

gebruik

gebruik - zelfstandig naamwoord uitspraak: ge-bruik 1. het ergens voor benutten ♢ deze koffie is voor eigen gebruik 1. het in gebruik nemen [beginnen te gebruiken] ...

Direct toegang tot alle 14 resultaten over gebruik?

Word nu vriend van Ensie
2023-10-02
Wielersportwoordenboek

Jan Luitzen (2009)

gebruik

(het; g.mv.) SP - het gebruiken, aanbrengen, innemen, injecteren, aanwenden of op wat voor wijze dan ook consumeren van (een) verboden stof(fen) en/of (een) verboden metho- de(n).: ook als tweede lid in samenst. als de volgende, waarin het eerste lid een doping-middel noemt: dopegebruik, dopinggebruik, epogebruik, pilgebruik.

2023-10-02
Vlaams-Nederlands woordenboek

Peter Bakema (2003)

gebruik

zie dubbel.

2023-10-02
Art & Architecture Thesaurus

Getty Research Institute (1990)

gebruik

gebruik - Het vermogen of de manier om de waarde van iets te benutten, in bezit te hebben, toe te passen of te exploiteren.

2023-10-02
Politiek woordenboek

Marco Bunge (1985)

Gebruik

1. Procedurele gewoonte. Tijdens een debat merkt een lid van de Kamer bij voorbeeld op: ‘Mijnheer de Voorzitter, in dit Huis is het een goed gebruik …’2. Praktijken. Misbruik en oneigenlijk gebruik zijn de officiële omschrijvingen voor respectievelijk fraude en praktijken waarbij burgers formeel binnen de perken van de wet b...

2023-10-02
Frysk Wurdboek (Friesch woordenboek)

Fa. A.J. Osinga (1952)

Gebruik

s.n., gebrûk (it), brûkme (it); (gewoonte), brûkme (it), wizansje; in gemeenschappelijk —, mansael, massael; voor het —, to brûken; door beter worden, bibrûke; als boer in hebben, bibuorkje; buitenraken, efter ’e bank rei...

2023-10-02
Verklarend handwoordenboek der Nederlandse taal

M. J. Koenen's (1937)

gebruik

o. -en (1 het zich bedienen, het bezigen van, inz. met de bijgedachte van herhaling of duur; 2 een in zwang zijnde wijze van doen; gewoonte inz. wat betreft het maatschappelijk, huiselijk leven en verkeer): 1. het gebruik van een potlood,van een woordenboek; ten gebruike geven, afstaan, toevertrouwen; inwendig en uitwendig het gebruik van de tijd,...

2023-10-02
Katholieke Encyclopaedie

Uitgeverij Joost van den Vondel (1933-1939)

Gebruik

Gebruik - 1° (Recht), ➝ Gewoonterecht. 2° (Liturg.) ➝ Consuetudines.

2023-10-02
Modern Woordenboek

Jozef Verschueren (1930)

gebruik

o. (-en; -je) I. Eig. het gebruiken o. a. 1. het-van inkt, van een woordenboek; voor dagelijks, eigen -; iets ten -e af staan, geven, toevertrouwen; voor inwendig, uitwendig -;van iets maken; iets in hebben. 2. het van de tijd. 3. het van een woord. 4. het van vlees. 5. het van een gids, een taal; van iemands aanbod, uitnodiging maken, dat aannem...

2023-10-02
Oosthoek encyclopedie

Oosthoek's Uitgevers Mij. N.V (1916-1925)

Gebruik

Gebruik - 1) Het g. eener zaak behoort in het algemeen aan den eigenaar (625 B.W.). Het kan echter ook aan een ander toekomen en wel krachtens een zakelijk of persoonlijk recht. Krachtens zakelijk recht behoort het gebruik aan den erfpachter (767 B.W.), den beklemden meier (zie BEKLEMMING), den vruchtgebruiker (812 B.W.), den gebruiker (zie hierond...

2023-10-02
Groot woordenboek der Nederlandsche taal

J.H. van Dale (1898)

Gebruik

GEBRUIK, o. de daad of de wijze van het gebruiken, van het zich bedienen van iets, inz. met het bijdenkbeeld van duur of herhaling: het gebruik van pen en inkt; het gebruik van iemands hulp en dienst; een lang, kort gebruik; een goed, verkeerd, gepast gebruik; door het gebruik afslijten, doordat iets gebruikt wordt; — ten gebruike geven, afst...

2023-10-02
Winkler Prins

Anthony Winkler Prins (1870)

Gebruik

Gebruik (Het) is het behoorlijk bezigen van de eene of andere zaak, en het verkeerd bezigen daarvan noemt men misbruik. Voorts heeft gebruik ook de beteekenis van gewoonte. Men spreekt van taalgebruik, namelijk van eene wijze van uitdrukking, aan deze of gene taal eigen. Ook noemt men gebruiken zekere handelingen (ritus, ceremoniae), die men van ou...

2023-10-02
Nieuw woordenboek der Nederlandsche taal

I.M. Calisch (1864)

Gebruik

Gebruik, o. (-en), aanwending, beschikking; gewoonte; -maken van; dit is niet meer in -; de zeden en -en van een land; het - wil het zoo. *-ELIJK, (B. *-LIJK), bn. (-er, -st), in algemeen gebruik. *-EN, bw. gel. (ik gebruikte, heb gebruikt), aanwenden, besteden, (zich iets) ten nutte maken; zich bedienen van; § beslapen; zich laten - (tot on...