Wat is de betekenis van gebruik?

2025-11-16
Nederlandstalige WikiWoordenboek

Wiktionary (2019)

gebruik

gebruik - Zelfstandignaamwoord 1. een standaard manier van doen Het schudden van de rechterhand is, in Nederland, het gebruik om een onbekende te begroeten. 2. toepassen van iets Het gebruik van een woordenboek is aan te raden voor het controleren van de...

2025-11-16
Muiswerk Educatief

Muiswerk Educatief (2017)

gebruik

gebruik - zelfstandig naamwoord uitspraak: ge-bruik 1. het ergens voor benutten ♢ deze koffie is voor eigen gebruik 1. het in gebruik nemen [beginnen te gebruiken] ...

2025-11-16
Wielersportwoordenboek

Jan Luitzen (2009)

gebruik

(het; g.mv.) SP - het gebruiken, aanbrengen, innemen, injecteren, aanwenden of op wat voor wijze dan ook consumeren van (een) verboden stof(fen) en/of (een) verboden metho- de(n).: ook als tweede lid in samenst. als de volgende, waarin het eerste lid een doping-middel noemt: dopegebruik, dopinggebruik, epogebruik, pilgebruik.

2025-11-16
Vlaams-Nederlands woordenboek

Peter Bakema (2003)

gebruik

zie dubbel.

2025-11-16
Art & Architecture Thesaurus

Getty Research Institute (1990)

gebruik

gebruik - Het vermogen of de manier om de waarde van iets te benutten, in bezit te hebben, toe te passen of te exploiteren.

2025-11-16
Politiek woordenboek

Marco Bunge (1985)

Gebruik

1. Procedurele gewoonte. Tijdens een debat merkt een lid van de Kamer bij voorbeeld op: ‘Mijnheer de Voorzitter, in dit Huis is het een goed gebruik …’2. Praktijken. Misbruik en oneigenlijk gebruik zijn de officiële omschrijvingen voor respectievelijk fraude en praktijken waarbij burgers formeel binnen de perken van de wet b...

2025-11-16
Zuid-afrikaans woordenboek

H.J. Terblanche - M.A., D. Litt

gebruik

aanwending; gewoonte; nuttiging; (jou) bedien van; besig; nuttig; aanwend.

2025-11-16
Frysk Wurdboek (Friesch woordenboek)

Fa. A.J. Osinga (1952)

Gebruik

s.n., gebrûk (it), brûkme (it); (gewoonte), brûkme (it), wizansje; in gemeenschappelijk —, mansael, massael; voor het —, to brûken; door beter worden, bibrûke; als boer in hebben, bibuorkje; buitenraken, efter ’e bank rei...

2025-11-16
Verklarend handwoordenboek der Nederlandse taal

M. J. Koenen's (1937)

gebruik

o. -en (1 het zich bedienen, het bezigen van, inz. met de bijgedachte van herhaling of duur; 2 een in zwang zijnde wijze van doen; gewoonte inz. wat betreft het maatschappelijk, huiselijk leven en verkeer): 1. het gebruik van een potlood,van een woordenboek; ten gebruike geven, afstaan, toevertrouwen; inwendig en uitwendig het gebruik van de tijd,...

2025-11-16
Katholieke Encyclopaedie

Uitgeverij Joost van den Vondel (1933-1939)

Gebruik

Gebruik - 1° (Recht), ➝ Gewoonterecht. 2° (Liturg.) ➝ Consuetudines.

Wil je toegang tot alle 20 resultaten?

Ja, ik word vriend van Ensie!
2025-11-16
Modern Woordenboek

Jozef Verschueren (1930)

gebruik

o. (-en; -je) I. Eig. het gebruiken o. a. 1. het-van inkt, van een woordenboek; voor dagelijks, eigen -; iets ten -e af staan, geven, toevertrouwen; voor inwendig, uitwendig -;van iets maken; iets in hebben. 2. het van de tijd. 3. het van een woord. 4. het van vlees. 5. het van een gids, een taal; van iemands aanbod, uitnodiging maken, dat aannem...