gebouwd
gebouwd - Bijvoeglijk naamwoord 1. in het bezit van de genoemde bouw gebouwd - Werkwoord 1. voltooid deelwoord van bouwen Antoniemen ongebouwd ??
Wiktionary (2019)
gebouwd - Bijvoeglijk naamwoord 1. in het bezit van de genoemde bouw gebouwd - Werkwoord 1. voltooid deelwoord van bouwen Antoniemen ongebouwd ??
M. J. Koenen's (1937)
bn. (van zulk een lichaamsbouw, maaksel of vorm als de bepaling uitdrukt: gevormd, geschapen; in samenst.): v. personen: een forsgebouwd, zwaargeboudw man; van schepen: scherpgebouwd, rankgebouwd, lichtgebouwd.
Jozef Verschueren (1930)
bn. 1. met een bepaalde lichaamsbouw: een fors man; een slank meisje. 2. van een bepaald maaksel: een licht schip.
Oosthoek's Uitgevers Mij. N.V (1916-1925)
bn., 1. gebouwde eigendommen, huizen enz. (tegenover ongebouwde, onderscheiding bij de heffing van de grondbelasting); 2. zo’n bouw (gestalte of maaksel) hebbende, als in de bepaling is uitgedrukt; alleen in samenst.: fors —, goed —; (van schepen) licht —.
Gerelateerde zoekopdrachten
Log hier in om direct te kunnen beginnen met schrijven.
Wil je dit begrip toevoegen aan je favorieten? Word dan snel vriend van Ensie en geniet van alle voordelen: