Wat is de betekenis van gebied?

2023-10-01
Nederlandstalige WikiWoordenboek

Wiktionary (2019)

gebied

gebied - Zelfstandignaamwoord 1. een deel van het aardoppervlak Het gebied tussen twee huizen. 2. alle dingen die behoren tot een tak van het onderwijs, de kunst en/of de wetenschap Het gebied van de wiskunde en aanverwante bètadisciplines. ...

2023-10-01
Muiswerk Educatief

Muiswerk Educatief (2017)

gebied

gebied - zelfstandig naamwoord uitspraak: ge-bied 1. gedeelte van het land, stuk land ♢ het hele gebied stond onder water 1. een achtergebleven gebied [waar alles nog niet zover ontwikkeld is]...

Direct toegang tot alle 12 resultaten over gebied?

Word nu vriend van Ensie
2023-10-01
Frysk Wurdboek (Friesch woordenboek)

Fa. A.J. Osinga (1952)

Gebied

s.n., gebiet (it), gerjochtichheit.

2023-10-01
Winkler Prins Encyclopedie

E. de Bruyne, G.B.J. Hiltermann en H.R. Hoetink (1947)

GEBIED

(wiskunde) is een open samenhangende verzameling (z topologie). Dit begrip gebruikt men dikwijls voor puntenverzamelingen van de n-dimensionale Euclidische ruimte of van het complexe vlak.

2023-10-01
Verklarend handwoordenboek der Nederlandse taal

M. J. Koenen's (1937)

gebied

o. -en (1 heerschappij, macht, gezag; 2 stad, streek, land, waarover men heerst, macht uitoefent: grondgebied, rijk, stemt): 1. onder iems. gebied staan; het gebied voeren; 2. het gebied der Romeinen, het gebied ener stad; stroomgebied, z. ald.; het mijngebied; fig. het gebied der taal, al wat betrekking heeft op.

2023-10-01
Katholieke Encyclopaedie

Uitgeverij Joost van den Vondel (1933-1939)

Gebied

Gebied - (wisk.). Een puntverzameling E in een plat vlak noemt men een g., indien 1° E slechts → inwendige punten bevat, 2° elk tweetal punten P en Q van E verbonden kan worden door een uit eindig veel rechte stukken bestaande lijn, die geheel tot E behoort. Zoo is de verzameling der punten tusschen twee concentrische cirkels (niet op...

2023-10-01
Modern Woordenboek

Jozef Verschueren (1930)

gebied

o. (-en; -je) I. Eig. het gebieden, heerschappij, macht: het voeren; onder iemands staan. Syn.➝ bevel. II. Metn. a. ruimte, uitgestrektheid, streek waarover iemand gebied voert: het van een vorst; rechts-. Syn. land, rijk, staat. b. Uitbr. a. Algm. land, streek, uitgestrektheid: Nederlands -; het van een gemeente, b. Inz. stroomgebied: h...

2023-10-01
Oosthoek Encyclopedie

Oosthoek's Uitgevers Mij. N.V (1916-1925)

gebied

o. (-en), 1. (abstract) heerschappij, macht, gezag: vorstelijk –; onder iemands – komen, staan, brengen, onder zijn heerschappij of macht; (het) – voeren (over, in, op), (de) heerschappij voeren, heersen, (van krijgslieden) het bevel voeren; 2. (concreet) streek, land of rijk waarover een persoon, regering of macht heerst: het &nd...

2023-10-01
Groot woordenboek der Nederlandsche taal

J.H. van Dale (1898)

Gebied

GEBIED, o. (w. g.) de daad van het gebieden of heerschen, heerschappij, macht, gezag: het opperste gebied, het oppergebied, de hoogste macht: de vorst heerschte met machtig en onbesproken gebied; — onder iemands gebied komen, staan, stellen, brengen, onder zijne heerschappij of macht; — (het) gebied voeren (over, in, op), (de) heerscha...

2023-10-01
Handwoordenboek van Nederlandsche synoniemen

J.V. Hendriks (1898)

Gebied

zie Land.

2023-10-01
Winkler Prins

Anthony Winkler Prins (1870)

Gebied

Gebied (Het), staatsgebied of territoir, beteekent in volken- en staatsregtelijken zin de uitgestrektheid gronds, waarop de staatsoverheid met uitsluiting van ieder ander de souvereiniteitsregten kan uitoefenen. De Staat, als eenheid beschouwd, bezit dat gebied in eigendom. De regels voor het verkrijgen, het behoud en het verlies van dien eigendom...

2023-10-01
Nieuw woordenboek der Nederlandsche taal

I.M. Calisch (1864)

Gebied

Gebied, o. gmv. heerschappij, magt, gezag; uitgestrektheid eener heerschappij; grondgebied, regtsgebied; terrein; (fig.) het - der historie, alles wat tot de geschiedenis en hare beoefening behoort. *-EN, bw. ow. ong. (ik gebood, heb geboden), bevelen, zijnen wil doen kennen (om dezen te doen uitvoeren), last geven; - over, heerschappij uitoefenen;...