Wat is de betekenis van Gastmaal?

2024-04-18
Encyclopedie van Friesland

Prof. Dr. J.H. Brouwer (1958)

GASTMAAL

(Fr.: gastmiel, vroeger gastbod). Het te gast gaan (Fr.: gastje) en het ontvangen van gasten was in bepaalde tijden van het jaar op het Fr. boerenland algemeen. Er werd zeer veel gegeten en gedronken. W. Dijkstra beschrijft zo’n G. uitvoering (Uit Frl.’s Volksleven i, 319-325).

2024-04-18
Frysk Wurdboek (Friesch woordenboek)

Fa. A.J. Osinga (1952)

Gastmaal

s.n., gastmiel (it).

2024-04-18
Verklarend handwoordenboek der Nederlandse taal

M. J. Koenen's (1937)

gastmaal

o. -malen (maal, waarop men gasten nodigt; feestmaal, banket): op de plaats, waar het gastmaal gehouden werd.

2024-04-18
Modern Woordenboek

Jozef Verschueren (1930)

gastmaal

o. (...malen) feestmaal, banket waarop men gasten uitnodigt: een houden. Syn. ➝ banket.

2024-04-18
Oosthoek Encyclopedie

Oosthoek's Uitgevers Mij. N.V (1916-1925)

gastmaal

o. (-malen), maaltijd waarop men gasten nodigt, resp. genodigd is; feestmaal, banket.

2024-04-18
Prisma Groot Woordenboek Nederlands

Unieboek | Het Spectrum (2024)

2024-04-18
Groot woordenboek der Nederlandsche taal

J.H. van Dale (1898)

Gastmaal

GASTMAAL, o. (...malen), maaltijd waarop men gasten noodigt; feestmaal, banket.

2024-04-18
Handwoordenboek van Nederlandsche synoniemen

J.V. Hendriks (1898)

Gastmaal

zie Banket.

Wil je toegang tot alle 9 resultaten?

Ja, ik word vriend van Ensie!
2024-04-18
Nieuw woordenboek der Nederlandsche taal

I.M. Calisch (1864)

Gastmaal

Gastmaal, o. (...alen), feestdisch, maaltijd, banket. *...REGT, o. gmv. wederzijdsche gastvrijheid. *...VRIJ, bn. herbergzaam, bereid om bekenden en vreemden te onthalen. -HEID, v. gmv. herbergzaamheid. *...VROUW, v. (-en), vrouw des huizes.