Wat is de betekenis van gastgezin?

2024-04-20
Algemeen Nederlands Woordenboek

Algemeen Nederlands Woordenboek (2009-heden)

gastgezin

gezin waarin logés te gast zijn. gezin dat tijdelijk een of meer logés in huis opneemt; gezin dat gasten opvangt; gezin waarin een of meer logés te gast zijn, bv. bij een uitwisseling, gedurende een cursus of voor een vakantie. Voorbeelden: De Vierdaagse zou ze zó over willen doen. Niet alleen omdat ze het...

2024-04-20
Nederlandstalige WikiWoordenboek

Wiktionary (2019)

gastgezin

gastgezin - Zelfstandignaamwoord 1. gezin waar tijdelijk mensen bij inwonen Tijdens het schoolreisje naar Frankrijk verbleven de leerlingen bij een Frans gastgezin zodat ze ook wat Frans konden leren. Woordherkomst samenstelling van gast en gezin

2024-04-20
Oosthoek Encyclopedie

Oosthoek (1985)

Gastgezin

o. (-nen), 1. gezin dat een probleemkind voorlopig opneemt totdat er een definitieve oplossing voor gevonden is; 2. gezin dat tijdelijk gastvrijheid biedt, b.v. aan kinderen uit Noord-Ierland of aan sportlieden.

2024-04-20
Oosthoek Encyclopedie supplement

Oosthoek (1972)

Gastgezin

o. (-nen), 1. gezin dat een probleemkind voorlopig opneemt totdat er een definitieve oplossing voor gevonden is; 2. gezin dat tijdelijk gastvrijheid biedt, b.v. aan kinderen uit Noord-Ierland of aan sportlieden,

2024-04-20
Prisma Groot Woordenboek Nederlands

Unieboek | Het Spectrum (2024)