Wat is de betekenis van gard?

2024-03-29
Nederlandstalige WikiWoordenboek

Wiktionary (2019)

gard

gard - Zelfstandignaamwoord 1. een roe Vol verwachting klopt ons hart, wie de koek krijgt, wie de gard. Synoniemen roede, spitsroede, stokje Verwante begrippen garde Zie ook gaard, gård

2024-03-29
Sinterklaaslexicon

Marie-José Wouters (2009)

Gard

→ Roe.

2024-03-29
Woordenboek vreemde woorden

A. Kolsteren en Ewoud Sanders (1994)

Gard

[vgl. MNed. gaarde = tak, gaert = roede] roede om te tuchtigen, bestaande uit bosje takken (thans nog als attribuut van Zwarte Piet bij Sinterklaasfeest).

2024-03-29
Vreemd Nederlands

Jan Meulendijks (1993)

Gard

(garde) roede

2024-03-29
Wijn & drank Encyclopedie

Jan Zellenrath (1979)

Gard

Een van de 3 departementen die de grootste wijnproducenten zijn; de 2 andere zijn de Aude en de Hérault. Afgezien van de stevige rode Costières (→ VDQS) en de → Clairette de Bellegarde, een witte wijn, produceert de Gard uitsluitend gewone wijnen.

2024-03-29
Frysk Wurdboek (Friesch woordenboek)

Fa. A.J. Osinga (1952)

Gard

s., gjirde, gearde, gearre.

2024-03-29
Winkler Prins Encyclopedie

E. de Bruyne, G.B.J. Hiltermann en H.R. Hoetink (1947)

GARD

(1) of Gardon ( Var do), rechterzijrivier van de Rhône, die in de bergstreek van Gévaudan, tot de Cevennes behorend, uit de Gardon d’Alès en de Gardon d’Anduze ontstaat, door de Gardonnenque stroomt en daarna een erosiedal met steile kalkrotswanden en talrijke bochten vormt, waarin het water somtijds ge...

2024-03-29
Katholieke Encyclopaedie

Uitgeverij Joost van den Vondel (1933-1939)

Gard

Gard - 1° dept. in Z. Frankrijk, opp. 5.881 km2, 406.815 inw. (1931), 70 per km2; hoofdstad Nîmes. Het dept. strekt zich uit van den voet der Cevennes tot de strandmeren en duinen bij de Midd. Zee. Belangrijk is de veeteelt (schapen, geiten, muildieren); daarnaast wijn, olijven, moerbeien. Bij Alès wordt steenkool gevonden, verder...

Wil je toegang tot alle 13 resultaten?

Ja, ik word vriend van Ensie!
2024-03-29
Modern Woordenboek

Jozef Verschueren (1930)

gard

(gart) v. (-en ; -je) [msch. ~ Lat. hasta, stang] roede : de van St. Niklaas ; hij moet de nog hebben, hij moet nog onder tucht staan. → plak.