gannef
(1769) (Barg.) dief; schurk. Van het Hebr. 'ganneb' (dief). Zie ook: gannefer*. • De gannef heeft in onze dagen even veel stem als een Jezus. (Willem Paap: De studie van het Romeinsche Recht. In: De Nieuwe Gids, 01/10/1885) • Die gannef zal een rolling hebben van hier tot Haarlem, alle paaltjes raak! (Justus van Mau...