gang, (weg)
m. (-en) 1. van weerszijden geheel of gedeeltelijk besloten en veelal overdekte weg, waarlangs men van de ene plaats naar de andere kan komen, doorloop: het hoofdgebouw is door een overdekte — met de dependance verbonden; de smalle lanen waren als gangen in het dichte loofhout; onderaardse onder de grond gemaakte doorloop; 2. m.n. zo’n...