galbak
(1966) (scheldw.) vervelend, zeurderig iemand; chagrijnig persoon; iemand die steeds negatief doet. Het woord werd al gebruikt in de jaren zestig van de twintigste eeuw, o.a. door Jan Cremer, maar was toen nog slang. Nu is het veel meer ingeburgerd. Van oorsprong Haags? Vermeld door Michel Elias (Haags. Taal in stad en land. 2002) die gelijkenis aa...