Wat is de betekenis van Gaande?

2024-04-20
Woordenboek van Populair Taalgebruik

Marc De Coster (2020-2024)

gaande

(2018) (straattaal) geweldig, leuk: 'dat feest was gaande'. • (Vivien Waszink & Laura van Eerten: Kids, koffietjes & comfortzone. Waarom taal soms irritant is. 2018) • Het is/dat is gaande (dom/mod). Het nieuwe ‘gaaf’, in straattaal. Een op het Nederlands gebaseerde uitdrukking, waaraan net een ande...

2024-04-20
Nederlandstalige WikiWoordenboek

Wiktionary (2019)

gaande

gaande - Deelwoord 1. verbogen vorm van het onvoltooid deelwoordgaand van typ=onv Ik probeer het gesprek gaande te houden.

2024-04-20
Muiswerk Educatief

Muiswerk Educatief (2017)

gaande

gaande - bijvoeglijk naamwoord uitspraak: gaan-de 1. aan de gang, in beweging ♢ zij probeert het gesprek gaande te houden Bijvoeglijk naamwoord: gaan-de

2024-04-20
Lexicon voor de kunstvakken

Wouter van Boesschoten, Wieneke van Breukelen, Ton Konings m.m.v Henriette Coppens, Eefje Lonis, Jos van Waterschoot & Simon Wienke (2002)

gaande

Gaande is een term om het tempo (3) aan te geven; zie ook bpm.

2024-04-20
Zuid-afrikaans woordenboek

H.J. Terblanche - M.A., D. Litt

gaande

in beweging, aan die gang.

2024-04-20
Frysk Wurdboek (Friesch woordenboek)

Fa. A.J. Osinga (1952)

Gaande

adj., geande, gongber; er is iets —, der is hwat oan ’t hantsje, to rêdden, to dwaen.

2024-04-20
Verklarend handwoordenboek der Nederlandse taal

M. J. Koenen's (1937)

gaande

tra. (in gang zijnde,gebeurende inz. met de w.w. houden, maken, zijn, worden, hebben): een zaak gaande houden; wat is er gaande? toorn, drift, nieuwsgierigheid gaande maken, prikkelen, opwekken; daar heb je het (leven) gaande.

2024-04-20
Modern Woordenboek

Jozef Verschueren (1930)

gaande

(ga:ndә) bn. 1. aan de gang: een zaak houden; daar heb je het leven -; wat is daar -? wat gebeurt daar? 2. in werking: driften maken, prikkelen, opwekken.

Wil je toegang tot alle 11 resultaten?

Ja, ik word vriend van Ensie!
2024-04-20
Oosthoek Encyclopedie

Oosthoek's Uitgevers Mij. N.V (1916-1925)

gaande

tegenwoordig deelw. van gaan, als bn. 1. zich te voet bewegend: en staande zijn, ziekelijk zijn zonder het bed te moeten houden; 2. in beweging: — houden, aan de gang, in beweging, in werking houden; iemand — houden, hem bezighouden; (scheepvaart) het lood houden, voortdurend blijven peilen, doorloden; de pompen — houden, in beweg...