Wat is de betekenis van Gaafheid?

2024-04-18
Frysk Wurdboek (Friesch woordenboek)

Fa. A.J. Osinga (1952)

Gaafheid

s., gevens, hielens.

2024-04-18
Verklarend handwoordenboek der Nederlandse taal

M. J. Koenen's (1937)

gaafheid

v.: de gaafheid der tanden.

2024-04-18
Oosthoek Encyclopedie

Oosthoek's Uitgevers Mij. N.V (1916-1925)

gaafheid

v., ongeschondenheid, volledigheid.

2024-04-18
Prisma Groot Woordenboek Nederlands

Unieboek | Het Spectrum (2024)

2024-04-18
Groot woordenboek der Nederlandsche taal

J.H. van Dale (1898)

Gaafheid

GAAFHEID, v. de hoedanigheid van gaaf, de ongeschondenheid, volledigheid: de gaafheid van het porselein; het fruit heeft nog eene volkomen gaafheid.

Gerelateerde zoekopdrachten