Wat is de betekenis van fut?

2024-04-20
Algemeen Nederlands Woordenboek

Algemeen Nederlands Woordenboek (2009-heden)

fut

futurum. (Latijn) futurum, toekomende tijd. Voorbeelden: De infinitivus van het futurum van esse is futurus esse: te zullen zijn. Van posse bestaat geen inf. fut. http://www.koxkollum.nl/cursus/cursuslat39.htm Futurum atticum medium. De verba liquida (stam op -m,- l, -n, -r) hebben een fut. op -ew! (als poiew!). http://www...

2024-04-20
Woordenboek van Populair Taalgebruik

Marc De Coster (2020-2024)

fut

(19e eeuw) (plat, vero.) sperma. Reeds in het 'Westvlaamsch Idioticon' (1873) van De Bo. In Oostende wordt een condoom ook een 'futtezak' genoemd (Roland Desnerck: Oostends woordenboek. 4e druk 2006). Syn.: bearnaisesausje*; buiksmeer*; creampie*; crème* de banane; eit*; engelenhaar*; fapsel*; fluitenkruid*; fopsneeuw*;hap*; jongensmelk*; k...

2024-04-20
Nederlandstalige WikiWoordenboek

Wiktionary (2019)

fut

fut - Zelfstandignaamwoord 1. de benodigde energie en zin ergens voor Hij heeft niet de fut om de afwas te doen. Synoniemen energie

2024-04-20
Jargon & Slang van Prostituees en pooiers

Marc De Coster (2017)

Fut

Fut - mannelijk zaad. Voor syn. zie eit.

2024-04-20
Muiswerk Educatief

Muiswerk Educatief (2017)

fut

fut - zelfstandig naamwoord 1. kracht en zin om iets te doen ♢ ik heb geen fut voor dat karwij Zelfstandig naamwoord: fut Synoniemen energie, levenskracht, vitaliteit, werkkracht

2024-04-20
Verklarend woordenboek Wijnetiketten

Douwe Brongers & Martijn Lutjenhuis (2011)

Fût

(F) uit uitdrukking ‘vieilli en fûts de chêne’, op.eiken (fust) gerijpt. Kan ook zijn: ‘Elevé en fûts de chêne’.

2024-04-20
Erotisch woordenboek

Hans Heestermans (1977)

fut

fut - mannelijk zaad; eig.: ‘levens- of werkkracht’ (DE BO). Hij kwijlt van geiligheid als ie verhalen vertelt over kut, stront, pies, poep, fut en blote kont, CREMER 54 [1962].

2024-04-20
Zuid-afrikaans woordenboek

H.J. Terblanche - M.A., D. Litt

fut

krag, gó, deursettingsvermoë.

Wil je toegang tot alle 20 resultaten?

Ja, ik word vriend van Ensie!
2024-04-20
Frysk Wurdboek (Friesch woordenboek)

Fa. A.J. Osinga (1952)

Fut

s., furt, foart, kriich, piid (it), helm grom (it), foarút, farfuort (it), bruifuort (it), foarsje, gong, skoat, forhef (it), forwar (it), skreau; er zit geen in, der sit gjin kom-al yn; — tonen jin skreauwe.