Wat is de betekenis van Friso?

Zie Fries

Friso - Eigennaam 1. (mannelijke naam) jongensnaam

Friso, mythische stamvader van de Friezen, volgens de overlevering door laat-middeleeuwse apocriefe geschiedschrijving afkomstig uit Troje.

mythische stamvader van de Friezen, volgens de overlevering afkomstig uit Troje. → Johan Friso; → Johan Willem Friso.

‘Friso’ - boeter van 10 x 3,5 m, in 1894 gebouwd door E. H. en A. van der Zee te Joure. Sinds 1953 is hij het statenjacht van de Provincie Friesland.

m -> Fries (Gron.).

a. zgn. stichter en naamgever van het volk der Friezen, over wie vele verhalen bestaan, zie Apocriefe geschiedschrijving. b. oorspronkelijk liberaal weekblad, sedert 1871 te Workum uitgegeven. Sedert 1952: ‘De Workumer krant F.', Nieuws- en Advertentieblad voor de gemeenten Workum, Hindeloopen en de Zuidwesthoek. c. Nederlandse kanonneer...

m. fries (platte lijst); plint.

Friso - de mythische stamvader der Friezen, waarvan Die Olde Friesche Cronike verhaalt, dat hij uit Troje gekomen zou zijn. De Friso van Willem van Haren behandelt de lotgevallen van een Indischen prins uit den tijd van Alexander den Grooten.