Wat is de betekenis van Fris?

2024-04-25
Woordenboek van Populair Taalgebruik

Marc De Coster (2020-2024)

fris

1) (1967) (inf.) frisdrank. Zie ook frisje*. • Vóór Hotel de France, mét de Italianen en mét Jan Janssen is het geen volksoploop. Janssen kan ongestoord beneden in het café een glaasje fris drinken. (Het Parool, 11/07/1967) • Fris: limonade. (Piet Grijs: Blijf met je fikken van de luizepoten...

2024-04-25
Nederlandstalige WikiWoordenboek

Wiktionary (2019)

fris

fris - Bijvoeglijk naamwoord 1. zojuist schoongemaakt, prettig ruikend De badkamer is weer helemaal fris. 2. ironisch: weinig te vertrouwen Frisse jongens zijn dat! 3. ~ weer: aan de koude kant Het is e...

2024-04-25
Muiswerk Educatief

Muiswerk Educatief (2017)

fris

fris - zelfstandig naamwoord 1. drankje zonder alcohol ♢ wil je ook een glaasje fris? Zelfstandig naamwoord: fris het fris het frisje

2024-04-25
Eerste hulp bij wijn begrippenlijst

Harold Hamersma (2005)

fris

Veelal witte wijn. In geur, maar vooral ook in smaak. Wordt veroorzaakt door de aanwezige zuren in de wijn. Te fris betekent niet 'te zuur’, maar komt doordat de fles wit te lang in de ijskast heeft gestaan. Niet goed, want kou verdooft de smaakpapillen en dan valt er minder te proeven.

2024-04-25
Woordenboek van populaire uitdrukkingen

Marc de Coster (1998)

Fris

van de -se proost. Eigenlijk ‘ik wens je een frisse morgen’, maar ook gebruikt wan-neer het niet om een ochtenddronk gaat. Volgens Gillissen en Olden tegenw. vooral gangbaar onder Utrechtse studenten. Nou, de frisse. Daar ga je. (Piet Bakker: De Slag, 1951) ... maar zie: met een glaasje aan de lippen kwam dat vanzelf. Zo vulde ik het volgende gede...

2024-04-25
Encyclopedie van de Zaanstreek

Eindredactie Jan Pieter Woudt & Klaas Woudt (1991)

Fris

Jouke (Jouk). (Zaandam 1908). Beeldend kunstenaar te Zaandam en later Koog. schilder en tekenaar van landschappen, portretten. stillevens en bijbelse onderwerpen. Leerling van Cor *Dik en lid van Sint Lucas te Amsterdam. Fris werkte ook enige tijd abstract en maakte tevens mozaieken en muurschilderingen. In het dagelijks leven was hij (teken)leraar...

2024-04-25
Zuidnederlands Woordenboek

Walter De Clerck (1981)

fris

In enkele verb. die in de standaardt. niet voorkomen: frisse dranken, (w.g.) frisdranken; frisse kleren, zomerkleren. Wat neem je mee voor een vakantie met kinderen? warme kleren - frisse kleren - minstens 2 paar schoenen enz., Vrouw en Wereld juni 1976, p. 5. Feestzaal ter beschikking van de klanten - Prijzen buiten alle concu...

2024-04-25
Surinaams woordenboek

J. van Donselaar (1936)

fris

bn., bw., aangenaam koel. Als je in een huis van Bruynzeel woont, dan is het altijd fris en je hebt het bijna nooit warm (Doelwijt 1971: 46). Etym.: AN f. = tamelijk koel, i.h.b. kouder dan men zou verwachten. In SN wordt f. vooral gezegd m.b.t. het weer; de SN bet. zal dan ook wel samenhangen met het Sur. klimaat. Zie ook: guur.

Wil je toegang tot alle 18 resultaten?

Ja, ik word vriend van Ensie!
2024-04-25
Zuid-afrikaans woordenboek

H.J. Terblanche - M.A., D. Litt

fris

verfrissend; koel; sterk, stewig gebou; geset; gesond; helder (kleure); groot, sterk (drankie); lewendig (styl).