Wat is de betekenis van frigo?

2024-04-19
Nederlandstalige WikiWoordenboek

Wiktionary (2019)

frigo

frigo - Zelfstandignaamwoord 1. (huishouden) (elektrotechniek) een ruimte die gekoeld kan worden voor het bewaren van voedsel en andere bederfelijke waar Opvallend is het aantal stukken dat NRC wijdt aan het verschillende taalgebruik in het noorden en het zuiden. Zo maken journalisten zich vrolijk over woor...

2024-04-19
Typisch Vlaams woordenboek

Ludo Permentier en Rik Schutz (2015)

frigo

koelkast (informeel) Hij opende het achterportier van de B M W en haalde een plastic zak van de achterbank. 'We zetten dat best nog wat in de frigo.' (Jef Geeraerts, De PG) Belgisch-Nederlandse Standaardtaal Gangbaarheid: 5 Vlaamsheid: 6

2024-04-19
Scheldwoordenboek

Marc de Coster (2007)

frigo

(jeugdtaal) koele, frigide vrouw. Sedert de jaren negentig. Vermeld door o.a. Hoppenbrouwers. Syn.: ijskast.

2024-04-19
Vlaams-Nederlands woordenboek

Peter Bakema (2003)

frigo

(de, -s) koelkast. In de vroege namiddag vertrekt Per naar de kliniek, maar niet vooraleer hij zijn pakje uit de frigo heeft gehaald. - BvL, 01-08-2002.

2024-04-19
Zuidnederlands Woordenboek

Walter De Clerck (1981)

frigo

Koelkast, ijskast; ook: koelhuis. Inbouwovens, platen, frigo’s, Koerier (ed. Hasselt) 18/8/1976, p. 16.Tijdelijk: frigo’s - diepvriezers - vaatwasmachines, enz. licht beschadigd door transport, Westkust 26/8/1976, p. 7. Met man en macht werden uit de winkelruimte de elektrische apparaten weggesleept. Langs achteren evenwe...

2024-04-19
Frans woordenboek (FR-NL)

Dr. F.P.H. Prick van Wely (1952)

Frigo

bevroren vlees.

2024-04-19
Woordenboek Nederlands -Latijn

Dr. J.F.L. Montijn (1949)

Frīgo

frixi, frictum (3), roosteren, (bij het vuur) drogen.

2024-04-19
Oosthoek Encyclopedie

Oosthoek's Uitgevers Mij. N.V (1916-1925)

frigo

[Fr.], m. (-’s), (gew.), (ook: koelhuis), ijskast, koelkast.

Wil je toegang tot alle 10 resultaten?

Ja, ik word vriend van Ensie!
2024-04-19
Etymologisch Woordenboek

Amsterdam University Press (2024)