frauduleus
frauduleus - Bijvoeglijk naamwoord 1. bedrog gebruikend, met bedrog (fraude) gepaard gaand
Wiktionary (2019)
frauduleus - Bijvoeglijk naamwoord 1. bedrog gebruikend, met bedrog (fraude) gepaard gaand
M. J. Koenen's (1937)
bn., bw.; frauduleuzer, frauduleust (Fr. [Lat. fraudulosus]: bedrieglijk, met ontduiking v. d. wet, v. e. verbod: met bedrog gepaard gaande): frauduleus bankroet, frauduleuze invoer; frauduleus invoeren, (au = au of oo).
Jozef Verschueren (1930)
('leus) bn. en bw. (...leuzer, -t) bedrieglijk, met bedrog, met ontduiking van een verbod : bankroet.
Oosthoek's Uitgevers Mij. N.V (1916-1925)
bn. en bw. (-leuzer, -t), bedrieglijk, met bedrog gepaard; — bankroet, tot benadeling van schuldeisers; met ontduiking van de wet; frauduleuze uitvoer of invoer, smokkelarij.
Gerelateerde zoekopdrachten
Log hier in om direct te kunnen beginnen met schrijven.
Wil je dit begrip toevoegen aan je favorieten? Word dan snel vriend van Ensie en geniet van alle voordelen: