Wat is de betekenis van Fraude?

2024-04-24
Algemeen Nederlands Woordenboek

Algemeen Nederlands Woordenboek (2009-heden)

fraude

bedrog; zwendel. handelwijze die erin bestaat dat iemand een persoon of personen dan wel een instantie of instanties opzettelijk bedriegt door gegevens te vervalsen of te verzwijgen; bedrog; zwendel. Voorbeelden: In 2001 bedroegen de totale boetes die de NMa in vier zaken oplegde, omgerekend 158.823 euro. De organisatie werd daarnaas...

2024-04-24
Ensie Encyclopedie

Redactie Ensie (2022)

Fraude

Fraude is een vorm van bedrog waarbij zaken anders worden voorgesteld dan de werkelijkheid. Het doel van een fraudepleger is het bevoordelen van zichzelf of anderen, op een manier die in strijd is met de wet. Kenmerken van fraude zijn: er is sprake van een misleidende voorstelling, er wordt geprobeerd een economisch voordeel te behalen, er is opze...

2024-04-24
Muiswerk Educatief

Muiswerk Educatief (2017)

fraude

fraude - zelfstandig naamwoord uitspraak: frau-de 1. bedrog door verkeerde administratie ♢ de boekhouder heeft fraude gepleegd Zelfstandig naamwoord: frau-de de fraude de fraudes...

2024-04-24
Woordenboek vreemde woorden

A. Kolsteren en Ewoud Sanders (1994)

Fraude

[Fr., van Lat. fraus, fraudis = bedrog; vgl. frusteren, Lat. frustrare = bedriegen, teleurstellen] bedrog in ambtsbetrekking; sluikhandel, smokkelarij.

2024-04-24
Vreemd Nederlands

Jan Meulendijks (1993)

Fraude

bedrog; smokkelarij; oneerlijkheid in geldzaken

2024-04-24
Art & Architecture Thesaurus

Getty Research Institute (1990)

fraude

fraude - Het misleiden, bedriegen of schenden van vertrouwen met als doel een oneerlijk of onrechtvaardig voordeel of materialistische winstte verkrijgen.

2024-04-24
Encyclopedie voor Zelfstudie

drs. L.A. Beeloo (1981)

Fraude

pleegt hij die zich geldelijk voordeel verschaft door bedrieglijke handelingen, b.v. valsheid in geschrifte, het doen van valse opgaven aan de belastingen of een verzekeringsmaatschappij ; zie ook bedrog.

2024-04-24
De vreemde woorden

Fokko Bos, Dr. O. Noordenbos (1955)

Fraude

bedrog, ontduiking ; smokkelarij.

Wil je toegang tot alle 20 resultaten?

Ja, ik word vriend van Ensie!
2024-04-24
Frans woordenboek (FR-NL)

Dr. F.P.H. Prick van Wely (1952)

Fraude

bedrog; bedriegerij; smokkelarij; en fraude, frauduleus; passer en (binnen-, door)smokkelen; (binnen-, door)gesmokkeld worden.