fraseur
(1956) (inf.) holle praatjesmaker. Afgeleid van ‘frase’ +achtervoegsel -eur. • De baas staat achter het buffet - een moeilijk lopende fraseur van om en nabij de zestig, met het vervaald dédain van iemand die in betere tijden directeur ener badinrichting is geweest. (Simon Carmiggelt: Spijbelen. 1956) • Op een...