Wat is de betekenis van Fort?

2024-03-29
Woordenboek van Populair Taalgebruik

Marc De Coster (2020-2024)

fort

(1906) (Antwerpen, Mechelen, sch.) dik achterste. Syn.: koeienreet*. • Fort, Achterste in de kindertaal. (A.) Schreeuwt zoo hard nie' meer, of ge krijgt op oe' fort. (Jozef Cornelissen & Jan Baptist Vervliet: Idioticon van het Antwerpsch dialect. Aanhangsel. 1906) • Het achterwerk is een schier onuitputtelijke bron van inspiratie. Fo...

2024-03-29
Nederlandstalige WikiWoordenboek

Wiktionary (2019)

fort

fort - Bijvoeglijk naamwoord 1. sterk fort - Zelfstandignaamwoord 1. (militair) een versterkte positie

2024-03-29
Muiswerk Educatief

Muiswerk Educatief (2017)

fort

fort - zelfstandig naamwoord 1. bouwwerk met zware muren ♢ het fort van Muiden kan aan alle kanten verdedigd worden Zelfstandig naamwoord: fort het fort de forten

Wil je toegang tot alle 20 resultaten?

Ja, ik word vriend van Ensie!
2024-03-29
Mokums woordenboek

Ditte Simons en Hans Heestermans (2014)

fort

groot (oud) huis dat tussen kleinere in staat en dat bij kleine gedeelten wordt verhuurd: Wou uwe ’t fort nog ’ris zien? ... Zeuventien gezinne wone d’r nou nog in, V. MAURIK12 86; fort van Sjakoo: De gang eindigt in een soort van poortje, dat aan de gracht uitkomt Lange jaren geleden huisde Sjakoo, een berucht inbreker en moorden...