Wat is de betekenis van forfait?

2024-04-24
Nederlandstalige WikiWoordenboek

Wiktionary (2019)

forfait

forfait - Zelfstandignaamwoord 1. (financieel) (juridisch) term in het Nederlands belastingrecht die wordt gebruikt om aan te duiden dat in een bepaald geval niet de werkelijke situatie, maar een veronderstelde situatie de heffingsgrondslag vormt voor belasting Maar dan nog: een ombuiging van die omvang in...

2024-04-24
Vlaams-Nederlands woordenboek

Peter Bakema (2003)

forfait

(het) verstek, afwezigheid op een afspraak - forfait geven, niet opkomen of zichterugtrekken, verstek laten gaan. Om toch nog een finaleplaats te halen nadat ze als negende eindigde na de schiftingen, moest ze een ploeggenote overhalen om forfait te geven. - DM, 01-08-2002. - met forfait winnen, reglementair winnen, zonder een...

2024-04-24
Woordenboek vreemde woorden

A. Kolsteren en Ewoud Sanders (1994)

Forfait

[Fr., van forfaire (MLat. foris facere) = buiten de norm iets doen (spec. misdoen, maar ook: afwijkend handelen), van fors = Lat. foris = buiten (zie foreest), en faire = Lat. facere = doen] 1. misdaad, misdrijf; 2. (bw uitdrukking) à forfait = bij de...

2024-04-24
Vreemd Nederlands

Jan Meulendijks (1993)

Forfait

vast bedrag

2024-04-24
Zuidnederlands Woordenboek

Walter De Clerck (1981)

forfait

1. (Econ.) Vaste som, vooraf overeengekomen bedrag, waarvoor men een werk uitvoert e.d.; aannemingssom; een forfait krijgen; tegen, aan forfait werken; - m. betr. t. de belastingen ook: vaste aftrek. Wat betekent dit voor onze schatkist? Een buitenlands kaderlid krijgt een aanvullend forfait aan bedrijfslasten van 30 t.h. op 1,5 miljoen B.fr...

2024-04-24
De vreemde woorden

Fokko Bos, Dr. O. Noordenbos (1955)

Forfait

euveldaad; a forfait: ineens, voetstoots (bij aanbesteding).

2024-04-24
Frans woordenboek (FR-NL)

Dr. F.P.H. Prick van Wely (1952)

Forfait

1. misdaad, euveldaad; 2. overeenkomst, contract; 3. rouwgeld; à forfait, aangenomen, tegen een vooraf bepaalde som, voetstoots.

2024-04-24
Kramers woordentolk

Jacon Kramers Jz (1948)

forfait

(Fr.) o. misdrijf, misdaad; à ~, in eens, hij de hoop; bij aanneming of aanbesteding; tegen bepaald loon (niet per stuk).

Wil je toegang tot alle 14 resultaten?

Ja, ik word vriend van Ensie!
2024-04-24
Oosthoek Encyclopedie

Oosthoek's Uitgevers Mij. N.V (1916-1925)

forfait

[Fr.], bw., akkoord; à —, bij de koop, voor een bedrag ineens; voetstoots (bij aanbestedingen); discontering à —, onder afstand van recht op regres; — de communauté, bepaling dat bij ontbinding van het huwelijk een van de echtgenoten (of de erfgenamen) alle baten en lasten van de gemeenschap verwerft tegen een...