Wat is de betekenis van Fonkelen?

2025-07-17
Groot woordenboek der Nederlandse taal

Van Dale Uitgevers (1950)

Fonkelen

(fonkelde, heeft gefonkeld), levendig glanzen of stralen, felle stralen schieten: de sterren fonkelen ; oneig. : zijn ogen fonkelden van vreugde. FONKELING, v. (-en), het fonkelen; fonkelende straling of terugkaatsing.

2025-07-17
Nederlandstalige WikiWoordenboek

Wiktionary (2019)

fonkelen

fonkelen - Werkwoord 1. absoluut lichtflitsjes afgeven, door weerkaatsing of het oplichten van vonken De champagne fonkelde in de glazen.

2025-07-17
Muiswerk Educatief

Muiswerk Educatief (2017)

fonkelen

fonkelen - regelmatig werkwoord uitspraak: fon-ke-len 1. felle lichtjes uitstralen die bewegen ♢ haar ring fonkelde in het donker Regelmatig werkwoord: fon-ke-len het fonkelt zij fonkele...

2025-07-17
Frysk Wurdboek (Friesch woordenboek)

Fa. A.J. Osinga (1952)

Fonkelen

v., fonkelje, skitterje.

2025-07-17
Verklarend handwoordenboek der Nederlandse taal

M. J. Koenen's (1937)

fonkelen

fonkelde, h. gefonkeld (levendig glanzen of stralen overdrachtelijk): sterren, diamanten, kunnen fonkelen, fonkelende ogen.

2025-07-17
Oosthoek Encyclopedie

Oosthoek's Uitgevers Mij. N.V (1916-1925)

fonkelen

(fonkelde, heeft gefonkeld), (ook: scintilleren), de snelle wisselingen van plaats, helderheid en kleur, die de sterren vooral bij onrustige lucht vertonen. Fonkelen ontstaat door de onregelmatige krommingen van de lichtstralen bij het doorlopen van de dampkring met zijn slieren en wervelingen van afwijkende temperatuur en dichtheid. Elke richtings...

2025-07-17
Oosthoek encyclopedie

Oosthoek's Uitgevers Mij. N.V (1916-1925)

Fonkelen

Fonkelen of scintilleeren noemt men de snelle wisselingen van helderheid en kleur, die de sterren vooral bij vochtige lucht vertoonen. Het f. wordt door interferentie van het licht verklaard: de van punt tot punt iets veranderlijke dichtheid van de lucht splitst den lichtstraal in afzonderlijke stralen, die met zeker wegverschil het oog van den waa...

2025-07-17
Etymologisch Woordenboek

Instituut voor de Nederlandse taal

fonkelen

fonkelen ww. 'levendig stralen of glanzen' categorie: leenwoord, intensiefvorming of frequentatief Mnl. voncklende sternen 'fonkelende sterren' [1477; Teuth.]. Daarna pas weer vanaf de tweede helft van de 18e eeuw: vonken, vonkelen 'vonken afwerpen' [1759; WNT]; overdrachtelijk in ik zag uw oogen v...

Wil je toegang tot alle 16 resultaten?

Ja, ik word vriend van Ensie!
2025-07-17
Groot woordenboek der Nederlandsche taal

J.H. van Dale (1898)

Fonkelen

FONKELEN, (fonkelde, heeft gefonkeld), schitteren, blinken: zijne oogen fonkelden van vreugde; de sterren fonkelen. Zie VONKELEN. FONKELING, v. (-en), het fonkelen.